Vgl. HR 14 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:675.
Rb. Den Haag, 15-07-2020, nr. SGR 20/219
ECLI:NL:RBDHA:2020:6855, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank Den Haag
- Datum
15-07-2020
- Zaaknummer
SGR 20/219
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBDHA:2020:6855, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 15‑07‑2020; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHDHA:2021:592, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Vindplaatsen
Uitspraak 15‑07‑2020
Inhoudsindicatie
Omkering en verzwaring van de bewijslast ondanks in beslagname administratie en detentie belastingplichtige. Vermindering van de redelijke schatting. Matiging van de vergrijpboete tot 40% omdat de aanslag met toepassing van omkering en verzwaring van de bewijslast is vastgesteld. Beroep gegrond.
Partij(en)
Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 20/219
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 juli 2020 in de zaak tussen
[eiser] , wonende te [woonplaats] , eiser
(gemachtigde: mr. P. de Haas),
en
de inspecteur van de Belastingdienst¸ verweerder.
Procesverloop
Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2015 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) en een aanslag inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet (Zvw) opgelegd. Bij de aanslag IB/PVV is een vergrijpboete opgelegd. Daarnaast heeft verweerder bij de aanslagen belastingrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 19 november 2019 de aanslagen, de vergrijpboete en de belastingrentebeschikkingen gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft door middel van een telefonische verbinding plaatsgevonden op 4 juni 2020. Eiser nam deel aan de telefonische zitting, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [A] en [B] .
Overwegingen
Feiten
1. Eiser exploiteert een autoverhuurbedrijf en een carwash onder de namen [autoverhuurbedrijf] en [carwash] .
2. Eiser stond van 27 mei 2013 tot 27 juli 2017 in de Basisregistratie personen (Brp) ingeschreven op het adres [adres 1] [nummer 1] te [plaats 1] . Voor de periode van 27 juli 2017 tot 14 mei 2018 is in de Brp van eiser geen adres bekend. Vanaf 14 mei 2018 staat eiser ingeschreven op het adres [adres 2] [nummer 2] te [plaats 2] .
3. Bij brief van 28 februari 2016 is eiser uitgenodigd tot het doen van aangifte IB/PVV over het jaar 2015. De uitnodiging is verstuurd naar het toenmalige Brp-adres van eiser. Op verzoek van eiser is uitstel verleend tot 1 mei 2017.
4. Op 4 januari 2017 is verweerder een boekenonderzoek gestart naar (onder meer) de aanvaardbaarheid van de aangifte IB/PVV 2015 en de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw 2015.
5. Op 9 mei 2017 is eiser aangehouden in de woning aan de [adres 2] [nummer 2] te [plaats 2] . Op dezelfde dag zijn vier ordners met administratie over de periode 2014 tot en met het eerste kwartaal 2017 van [autoverhuurbedrijf] [carwash] te [plaats 2] in beslag genomen bij [administratiekantoor] te [plaats 3] . Eiser verblijft na zijn aanhouding in voorarrest in de penitentiaire inrichting [plaats 2] , locatie [locatieplaats] (PI).
6. Bij brief van 23 mei 2017 is eiser aangemaand tot het tot het doen van aangifte IB/PVV over het jaar 2015. De aanmaning is verstuurd naar het toenmalige Brp-adres van eiser.
7. De bevindingen van het boekenonderzoek zijn weergegeven in het controlerapport van 26 juli 2017. Hierin is - voor zover hier van belang - het volgende vermeld: “3.1 Contante stortingenBankrekening [eiser]Aan de hand van de opgevraagde bankafschriften van [eiser] hebben wij geconstateerd dat onder andere de volgende contante stortingen op bankrekening [bankrekeningnummer eiser] hebben plaatsgevonden. In de overgelegde kasadministratie van 5 januari 2017 zijn de hierna vermelde stortingen van contant geld niet als boeking aanwezig (…):In het jaar 2015:12-2-15 € 500 27-2-15 € 390 31-3-15 € 12030-4-15 € 150 20-5-15 € 995 24-7-15 € 65029-7-15 € 1.340 13-8-15 € 350 30- [nummer 1] -15 € 2.46019-11-15 € 300 23-11-15 € 3.700 30-11-15 € 1.500Totaal € 12.865(…)Bankrekening eenmanszaakOp de zakelijke bankrekening [bankrekeningnummer eiser] van [eiser] hebben onder andere de volgende contante stortingen van kasgeld plaatsgevonden, welke niet verwerkt zijn in de overgelegde kasadministratie van 5 januari 2017 (…):In het jaar 2015:27-1-15 € 250 3-2-15 € 500 22-6-15 € 2.50030-6-15 € 2.500 1- [nummer 1] -15 € 850 18-12-15 € 2.750Totaal € 9.350Onbekende kasontvangsten / kasuitgaven2015 Privébankrekening [eiser] € 12.865Zakelijke bankrekening [eiser] € 9.350Totaal € 22.215(…)3.3 Aankoop auto’sBinnen het bedrijf van [eiser] worden regelmatig auto’s ten behoeve van de verhuur in- en verkocht. De auto’s welke op naam staan of hebben gestaan van [eiser] zijn door ons vastgesteld aan de hand van de gegevens uit Databank Auto.De aankopen van de volgende auto’s, (…), zijn door ons niet teruggevonden in de bank- c.q. kasadministratie van [eiser]:- [kenteken] Mini Cooper uit 2002 op naam 23-1-2015 van naam 4-8-2015;- [kenteken] VW Golf uit 2010 op naam 17-6-15 van naam 20-6-15;- [kenteken] Citroen Nemo uit 2008 op naam 6-8-15 van naam 12-8-15;- [kenteken] VW Polo uit 2007 op naam 31-8-15 van naam 19-7-16;- [kenteken] Opel Corsa uit 2007 op naam [nummer 1] -11-15 van naam 4-12-15;- [kenteken] Audi Q3 uit 2012 op naam 25-11-15 van naam 7-7-2016;Omdat de aankopen van voornoemde auto’s niet in de administratie van [eiser] geboekt zijn, zijn er door ons aan de hand van Autoscout, waarbij wij gekeken hebben naar vergelijkbare modellen, geschatte inkoopbedragen vastgesteld. In voorkomende gevallen wanneer wij, middels een derdenonderzoek, de beschikking hebben gekregen over een factuur of BPM-aangifte, hebben wij dat apart vermeld.3.3.1 Inkoopbedragen auto’s 2015Autoscout BPM-aangifte (…)[kenteken] Mini Cooper € 5.000[kenteken] VW Golf € 12.000[kenteken] Citroen Nemo € 3.500[kenteken] VW Polo € 4.500[kenteken] Opel Corsa € 4.500[kenteken] Audi Q3 € 16.500Totaal € 29.500 € 16.500 € 46.000(…)5.2 Ambtshalve aanslag inkomstenbelasting 2015(…)Bijtelling(…)Meer omzet contante stortingen € 22.215Meer omzet aankopen auto’s € 46.000Totaal € 68.215 * 21/121 = € 11.838 OBBijtelling inkomstenbelasting/premie Volksverzekering € 68.215 minus € 11.838 is € 56.377.6.1 Inkomstenbelasting(…)2015 Jaar 2015 Berekeningswijze ambtshalve aanslag Voorlopige cijfers adviseur Winst uit onderneming € 50.801 Privé-gebruik auto € 5.000 Bijtelling € 56.377 ----------- + Saldo fiscale winstberekening € 112.178 Winst uit onderneming (grondslag ondernemersaftrek) € 112.178 Zelfstandigenaftrek € 7.280 Totaal ondernemersaftrek € 7.280 MKB-winstvrijstelling € 14.486 Belastbare winst uit onderneming € 90.212 (…) Naast de winst uit onderneming heeft [eiser] in 2015 een uitkering genoten. De uitkering over 2015 bedroeg € 2.605, waarover € 881 loonbelasting is ingehouden. (…)” In het controlerapport zijn de onderhavige aanslagen en de vergrijpboete aangekondigd.
8. Met dagtekening 1 augustus 2017 zijn de aanslagen en de vergrijpboete aan eiser opgelegd. Verweerder heeft het belastbaar inkomen uit werk en woning op € 92.817 en het bijdrage-inkomen op € 90.212 vastgesteld. Daarbij is verweerder uitgegaan van het door de adviseur van eiser aangegeven voorlopig resultaat van de onderneming van € 50.801, gecorrigeerd met een bijtelling wegens privégebruik auto van € 5.000, omzetcorrecties wegens contante stortingen van € 22.215 en wegens de aan- en verkoop van diverse auto’s van € 46.000 en een UWV-uitkering van € 2.605. De vergrijpboete bedraagt € 19.503 (50% van de verschuldigde belasting).
Geschil
9. In geschil is of:
- -
de aanslagen op de juiste wijze bekend zijn gemaakt;
- -
de bewijslast terecht is omgekeerd en verzwaard;
- -
sprake is van een redelijke schatting;
- -
de vergrijpboete terecht is opgelegd;
- -
verweerder in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur heeft gehandeld.
Beoordeling van het geschil
Bekendmaking aanslagen
[nummer 1] . Eiser stelt dat de aanslagen niet op de juiste wijze bekend zijn gemaakt en daarom moeten worden vernietigd. Ingevolge artikel 3:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geschiedt de bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager. Verweerder heeft een exploot akte van betekening overgelegd waarop is vermeld dat de belastingdeurwaarder op 1 augustus 2017 om 11.40 uur het controlerapport en de aanslagbiljetten over de jaren 2014 en 2015 heeft uitgereikt op het adres van de PI waar eiser destijds was gedetineerd. Blijkens de aantekening op het exploot was er ten tijde van de betekening geen bezoek mogelijk zodat de belastingdeurwaarder de stukken in een gesloten envelop heeft achtergelaten. De rechtbank is van oordeel dat verweerder daarmee aannemelijk heeft gemaakt dat de aanslagen met inachtneming van artikel 3:41 van de Awb rechtsgeldig bekendgemaakt zijn aan eiser door betekening aan het adres waar eiser op dat moment verbleef. Het feit dat de aanslagen zijn geadresseerd op het adres [adres 2] [nummer 2] te [plaats 2] , is niet relevant nu de aanslagen niet door verzending per post bekend zijn gemaakt, maar door uitreiking. Dat de aanslagen eiser ook daadwerkelijk hebben bereikt, volgt naar het oordeel van de rechtbank voorts uit het feit dat deze door verweerder niet retour zijn ontvangen en uit het feit dat eiser daartegen tijdig bezwaar heeft aangetekend.
Omkering en verzwaring van de bewijslast
11. Op grond van artikel 27e van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) verklaart de rechtbank, indien de vereiste aangifte niet is gedaan, het beroep ongegrond, tenzij is gebleken dat en in hoeverre de uitspraak op het bezwaar onjuist is.
12. Vast staat dat eiser geen aangifte IB/PVV voor het jaar 2015 heeft ingediend. Eiser heeft derhalve niet de vereiste aangifte als bedoeld in artikel 27e van de AWR gedaan, tenzij zou blijken dat eiser niet op juiste wijze is uitgenodigd en aangemaand tot het doen van aangifte.1.Het ligt op de weg van verweerder om aannemelijk te maken dat de uitnodiging tot het doen van aangifte op het adres van eiser is ontvangen of aangeboden dan wel eiser anderszins heeft bereikt, waarbij verweerder in eerste instantie kan volstaan met het bewijs van verzending van de uitnodiging naar het juiste adres.2.
13. De uitnodiging is gedagtekend op 28 februari 2016 en is geadresseerd aan eiser op het adres [adres 1] [nummer 1] te [plaats 1] , alwaar hij ten tijde van de uitnodiging in de Brp stond ingeschreven. Verweerder heeft een “Rapport Datum Verzending” inclusief de daarbij behorende bijlagen overgelegd, opgesteld op 29 mei 2020 door [C] , waarin is vermeld dat de uitnodiging op 26 januari 2016 ter verzending per post is aangeboden. De rechtbank is van oordeel dat verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat de uitnodiging per post is verzonden naar het bij de Belastingdienst bekende adres van eiser en aldaar is ontvangen. Dit wordt ondersteund door het feit dat eiser voor het doen van aangifte om uitstel heeft verzocht en ontvangen tot 1 mei 2017 via de zogenoemde beconregeling.
14. De aanmaning is gedagtekend 23 mei 2017 en is geadresseerd aan eiser op het adres [adres 1] [nummer 1] te [plaats 1] , alwaar hij ten tijde van de aanmaning in de Brp stond ingeschreven. Verweerder heeft een “Rapport Datum Verzending” inclusief de daarbij behorende bijlagen overgelegd, opgesteld op 2 november 2017 door [C] , waarin is vermeld dat de aanmaning op 18 mei 2017 ter verzending per post is aangeboden. Eiser stelt dat de aanmaning hem niet heeft bereikt omdat hij op dat moment in de PI verbleef. Dat eiser wellicht ook op het adres van de PI had moeten worden ingeschreven in de Brp en dat het in het geval van eiser is nagelaten, is een omstandigheid die voor rekening en risico van eiser komt en kan verweerder niet worden tegengeworpen. Ter zitting heeft eiser verklaard dat hij iemand heeft gevraagd om tijdens zijn afwezigheid zijn post te bekijken maar dat dit niet altijd vlekkeloos is verlopen. Dit is echter een omstandigheid die voor rekening en risico van eiser dient te komen. De rechtbank overweegt voorts dat ter zitting verweerder onweersproken heeft gesteld dat de aanmaning zich tussen de stukken bevond die eiser aan hem heeft verstrekt. De rechtbank leidt hieruit af dat de aanmaning eiser ook daadwerkelijk heeft bereikt. Het betoog van eiser dat sprake is van overmacht, omdat hij als gevolg van zijn detentie en de inbeslagname van de administratie niet tijdig aangifte heeft kunnen doen, slaagt niet omdat voor de toepasselijkheid van artikel 27e van de AWR het niet van belang is in hoeverre het niet doen van aangifte het gevolg is van overmacht of van verwijtbaar handelen of nalaten van de belastingplichtige.
15. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat eiser op de juiste wijze is uitgenodigd en aangemaand tot het doen van aangifte. Nu eiser de aangifte niet heeft ingediend, heeft hij niet de vereiste aangifte gedaan als bedoeld in artikel 27e van de AWR, zodat de bewijslast moet worden omgekeerd en verzwaard.
16. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser niet doen blijken, dat wil zeggen niet overtuigend aangetoond, dat en in hoeverre de uitspraak op bezwaar onjuist is.
Redelijke schatting
17. De omkering en verzwaring van de bewijslast ontslaat verweerder niet van zijn verplichting de aanslagen te baseren op een redelijke schatting. De rechtbank stelt voorop dat het door de adviseur van eiser aangegeven voorlopig resultaat van de onderneming van€ 50.801 tussen partijen niet in geschil is. Daarnaast is niet in geschil dat diverse auto’s van de onderneming op naam van eiser stonden en dat hij voor die auto’s niet beschikt over een kilometeradministratie of een verklaring geen privégebruik auto. De rechtbank acht de door verweerder in aanmerking genomen bijtelling wegens privégebruik auto van € 5.000, gebaseerd op een geschatte catalogusprijs van € 20.000, dan ook redelijk. Uit het rapport van het boekenonderzoek blijkt verder dat sprake is geweest van contante stortingen op eisers privé- en zakelijke bankrekening die niet in de kasadministratie zijn terug te vinden. Dat verweerder wegens deze contante stortingen een omzetcorrectie in aanmerking heeft genomen, acht de rechtbank op zichzelf dan ook redelijk. Wel is ter zitting geconstateerd dat het bedrag van de contante storting die op 22 juni 2015 heeft plaatsgevonden op eisers zakelijke bankrekening foutief is overgenomen in het controlerapport. Uit het overzicht van de mutaties op deze bankrekening blijkt namelijk dat het gaat om een contante storting van € 1.250 in plaats van € 2.500. De schatting zal dan ook in zoverre worden verminderd. Het in aanmerking nemen van een uitkering van € 2.605 acht de rechtbank, gelet op de renseignering van dit bedrag door het UWV, redelijk.
18. De omzetcorrectie van € 46.000 in verband met de aan- en verkoop van auto’s heeft verweerder onderbouwd met gegevens uit de Databank Auto waaruit blijkt dat een zestal auto’s in het jaar 2015 op naam van eiser heeft gestaan terwijl de aan- en verkoop van deze auto’s niet zijn aangetroffen in het kasboek van eiser of zijn te achterhalen via de privé- en zakelijke bankrekening. Omdat de herkomst van de gerecapituleerde inkoopbedragen van deze zes auto’s onbekend is, heeft verweerder het bedrag van € 46.000 gekwalificeerd als omzet. De rechtbank acht deze schatting op zichzelf genomen redelijk, behalve voor zover deze betrekking heeft op de Opel Corsa met kenteken 09-XR-GD. Met betrekking tot deze auto heeft eiser een grootboekmutatiekaart over het jaar 2014 overgelegd waaruit blijkt dat deze auto op 31 december 2014 voor € 4.500 is geactiveerd als vervoermiddel. Dit wordt ondersteund door informatie van de RDW waaruit blijkt dat het kenteken van deze auto vanaf van 31 december 2014 op naam staat van eiser. Nu daaruit volgt dat de inkoop van deze auto reeds in het jaar 2014 heeft plaatsgevonden, acht de rechtbank het niet redelijk het aankoopbedrag daarvan tot de omzet over 2015 te rekenen. De redelijke schatting van de belastbare winst uit onderneming zal in zoverre dan ook worden verminderd.
18. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen onder 17 en 18 wordt de belastbare winst uit onderneming verlaagd van € 90.212 tot € 86.126, namelijk een lagere winstcorrectie van € 4.752 ((€ 1.250 + € 4.500) x 100/121 omzetbelasting) en een daaropvolgende correctie van de MKB-winstvrijstelling van € 665. Het belastbaar inkomen uit werk en woning wordt gesteld op € 88.731, bestaande uit belastbare winst uit onderneming van € 86.126 en de uitkering van € 2.605. Het beroep is in zoverre gegrond.
Zvw
20. Het bijdrage-inkomen voor de Zvw zal worden verlaagd van € 90.212 tot € 86.126. Vanwege de maximumgrondslag van € 52.763 heeft deze verlaging geen gevolgen voor het verschuldigde bedrag aan Zvw.
Algemene beginselen van behoorlijk bestuur
21. Eiser stelt dat verweerder de algemene beginselen van behoorlijk bestuur heeft geschonden door onrechtmatig gebruik te maken van de gegevens van de zogenoemde ANPR-camera’s. Uit de gedingstukken volgt echter dat verweerder bij de vaststelling van de omzetcorrectie in verband met de aan- en verkoop van auto’s niet op enigerlei wijze van deze gegevens gebruikgemaakt heeft. Verweerder heeft voor de redelijk schatting op dit punt immers gebruik gemaakt van de gegevens van de Databank Auto, Autoscout alsmede van facturen en BPM-aangiften die bij derdenonderzoeken zijn verkregen. Deze stelling mist dan ook feitelijke grondslag.
Vergrijpboete
22. Bij het opleggen van aanslag IB/PVV heeft verweerder aan eiser op grond van artikel 67d van de Awr een vergrijpboete van 50% van de te weinig geheven belasting opgelegd, omdat het volgens hem aan (voorwaardelijk) opzet van eiser te wijten is dat te weinig belasting is betaald. De bewijslast dat hiervan sprake is, rust op verweerder. De rechtbank acht verweerder, met hetgeen hij heeft aangevoerd, in die bewijslast geslaagd. Eiser heeft over het jaar 2015 geen aangifte IB/PVV 2015 ingediend terwijl het (voorlopig) resultaat van de onderneming is berekend op € 50.801. Door het niet aangeven van deze inkomsten, heeft eiser willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat als gevolg daarvan te weinig belasting zou worden betaald. Aldus is het aan (voorwaardelijk) opzet van eiser te wijten dat er te weinig belasting is geheven. Het door verweerder gehanteerde boetepercentage van 50% acht de rechtbank in overeenstemming met de ernst van het vergrijp en uit een oogpunt van normhandhaving passend en geboden.
23. Nu met de voornoemde vermindering van de aanslag IB/PVV 2015 tevens de boetegrondslag is verminderd, dient de boete in zoverre nog wel te worden verminderd.
24. Verder matigt de rechtbank de vergrijpboete met 20%, omdat de aanslag met toepassing van omkering en verzwaring van de bewijslast is vastgesteld. Dit leidt tot een matiging van de boete tot op (50% -/- (20% x 50%) =) 40% van de boetegrondslag.
Belastingrente
25. Tegen de in rekening gebrachte belastingrente heeft eiser geen afzonderlijke gronden aangevoerd. Gesteld noch gebleken is dat de rentebeschikkingen naar onjuiste bedragen of in strijd met enige regel van geschreven of ongeschreven recht zijn berekend. Wel dient de belastingrente overeenkomstig de vermindering van de aanslag IB/PVV te worden verminderd.
Conclusie
26. Gelet op wat hiervoor is overwogen dient het beroep gegrond te worden verklaard.
Proceskosten
27. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.311 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 261, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 525 en een wegingsfactor 1).
Beslissing
De rechtbank:
- -
verklaart het beroep gegrond;
- -
vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- -
vermindert de aanslag IB/PVV 2015 tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 88.731;
- -
vermindert het bijdrage-inkomen voor de Zvw 2015 tot € 86.126;
- -
bepaalt dat de beschikking belastingrente bij de aanslag IB/PVV 2015 wordt verminderd overeenkomstig de vermindering van de aanslag;
- -
vermindert de bij de aanslag IB/PVV 2015 opgelegde vergrijpboete tot 40% van de boetegrondslag;
- -
bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- -
veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.311;
- -
draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 47 aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.E. Schotte, rechter, in aanwezigheid van mr. J. Roodhorst, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2020.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht), Postbus 20302,
2500 EH Den Haag.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 15‑07‑2020
Vgl. HR 15 december 2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ4416.