Einde inhoudsopgave
Wet hersteloperatie toeslagen
Artikel 6.8 Wijze van uitbetalen
Geldend
Geldend vanaf 15-07-2023
- Bronpublicatie:
12-07-2023, Stb. 2023, 264 (uitgifte: 14-07-2023, kamerstukken: 36352)
- Inwerkingtreding
15-07-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-07-2023, Stb. 2023, 265 (uitgifte: 14-07-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Vakgebied(en)
Toeslagen (V)
Invordering / Uitstel van betaling, kwijtschelding en verjaring
1.
Uitbetaling van compensatie of aanvullende compensatie voor de werkelijke schade als bedoeld in artikel 2.1 of artikel 2.14h, een O/GS-tegemoetkoming of een aanvullende O/GS-tegemoetkoming voor de werkelijke schade als bedoeld in artikel 2.6, het forfaitaire bedrag, bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, het bedrag van maximaal € 10.000, bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, een incidentele noodvoorziening als bedoeld in artikel 2.8, artikel 2.14i of 2.18, een tegemoetkoming of vergoeding als bedoeld in artikel 2.15, tweede of derde lid, of artikel 2.15a, tweede of derde lid, een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.16 of 2.17, compensatie voor afgeloste bestuursrechtelijke schulden als bedoeld in artikel 3.13 of compensatie voor afgeloste privaatrechtelijke geldschulden en kosten als bedoeld in artikel 4.3 vindt plaats op een daartoe door de rechthebbende bestemde bankrekening die op diens naam staat.
2.
Uitbetaling van een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.12 vindt indien het kind, pleegkind of voormalige pleegkind meerderjarig is, plaats op een daartoe door hem bestemde bankrekening die op diens naam staat.
3.
Uitbetaling van een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.12 vindt indien het kind, pleegkind of voormalige pleegkind minderjarig is, plaats op een bankrekening die daartoe is bestemd door diens wettelijke vertegenwoordiger en op naam staat van het kind, pleegkind of voormalige pleegkind.
4.
Uitbetaling van een kostenvergoeding als bedoeld in artikel 4.4 vindt plaats op een daartoe door de curator of de bewindvoerder, bedoeld in artikel 4.4, eerste lid, bestemde bankrekening.
5.
Uitbetaling van een vergoeding als bedoeld in artikel 4.6, zesde lid, en betaling van de schulden, bedoeld in artikel 4.6, tweede lid, vindt plaats op een daartoe door de bewindvoerder, bedoeld in artikel 4.6, vierde lid, bestemde bankrekening.
6.
Uitbetaling van een vergoeding als bedoeld in artikel 4.7, vijfde lid, en betaling van de schulden, bedoeld in 4.7, tweede lid, vindt plaats op een daartoe door de werkgever, de persoon, de instelling of de gemeentelijke kredietbank, bedoeld in artikel 4.7, eerste lid, bestemde bankrekening.
7.
Een rechthebbende als bedoeld in het eerste lid, een kind, pleegkind of voormalig pleegkind als bedoeld in het tweede lid, een wettelijke vertegenwoordiger als bedoeld in het derde lid, een curator of bewindvoerder als bedoeld in het vierde lid, een bewindvoerder als bedoeld in het vijfde lid, of een werkgever, persoon, instelling of gemeentelijke kredietbank als bedoeld in het zesde lid kan niet meer dan één bankrekening bestemmen voor de uitbetaling.
8.
Indien een rechthebbende als bedoeld in het eerste lid, een kind, pleegkind of voormalig pleegkind als bedoeld in het tweede lid, een wettelijke vertegenwoordiger als bedoeld in het derde lid, een curator of bewindvoerder als bedoeld in het vierde lid, een bewindvoerder als bedoeld in het vijfde lid, of een werkgever, persoon, instelling of gemeentelijke kredietbank als bedoeld in het zesde lid niet binnen een redelijke termijn een bankrekening heeft bestemd voor de uitbetaling, vindt de uitbetaling plaats op een bankrekening die op naam staat van de rechthebbende, het kind, pleegkind of voormalige pleegkind, de wettelijke vertegenwoordiger, de curator, de bewindvoerder onderscheidenlijk de werkgever, persoon, instelling of gemeentelijke kredietbank.