Einde inhoudsopgave
Voorlopige hechtenis in het Nederlandse jeugdstrafrecht (Meijers-reeks) 2017/2.3.3
2.3.3 Voorlopige hechtenis en artikel 9 IVBPR
mr. drs. Y.N. van den Brink, datum 01-12-2017
- Datum
01-12-2017
- Auteur
mr. drs. Y.N. van den Brink
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Mensenrechtencomité 2014, par. 38, met verwijzing naar: MRC 19 augustus 2010, Comm. Nr. 1502/2006 (Marinich t. Wit Rusland), par. 10.4; MRC 4 november 2011, Comm. Nr. 1547/2007 (Torobekov t. Kirgizië), par. 6.3; MRC 4 december 2012, Comm. Nr. 1940/2010 (Cedeño t Venezuela) ar 7 10
Mensenrechtencomité 2014, par. 38.
Ibid., met verwijzing naar: MRC 17 november 2008, Comm. Nr. 1178/2003 (Smantser t. Wit Rusland), par. 10.3.
Mensenrechtencomité 2014, par. 38. Zie ook: Mensenrechtencomité 2007, par. 42.
Mensenrechtencomité 2014, par. 38.
Ibid., met verwijzing naar: MRC 15 maart 2006, Comm. Nr. 1085/2002 (Taright t. Algarije), par. 8.3-8.4.
Mensenrechtencomité 2014, par. 38.
Ibid., par. 37, met verwijzing naar: MRC 22 juli 2009, Comm. Nr. 1397/2005 (Engo t. Kameroen), par. 7.2.
Mensenrechtencomité 1993, par. 13; Mensenrechtencomité 2007, par. 43; Mensenrechtencomité 2014, par. 37. Zie ook: Nowak 2005, p. 233.
Mensenrechtencomité 2014, par. 37. Vgl. Nowak 2005, p. 252.
Als het gaat om voorlopige hechtenis van een verdachte van een strafbaar feit, dan dient artikel 9, eerste lid IVBPR in samenhang te worden gelezen met artikel 9, derde lid IVBPR. Op grond van deze bepaling heeft een verdachte die in voorlopige hechtenis verblijft het recht om binnen een redelijke termijn te worden berecht of op vrije voeten te worden gesteld. Hierbij geldt dat het geen regel mag zijn dat personen die op hun berechting wachten in voorlopige hechtenis worden gehouden.
Het MRC benadrukt in General Comment No. 35, onder verwijzing naar eigen rechtspraak, dat voorlopige hechtenis van een verdachte gebaseerd moet zijn op een individuele beoordeling waarin alle relevante omstandigheden worden betrokken en waarbij enkel tot toepassing van dit dwangmiddel mag worden over gegaan als dit redelijk en noodzakelijk is voor doelen zoals het afwenden van vluchtgevaar, gevaar voor belemmering van de waarheidsvinding of recidivegevaar.1 De gronden voor voorlopige hechtenis moeten worden gespecificeerd in de nationale wet en mogen niet vaag en expansief zijn. In dit verband noemt het MRC de “publieke veiligheid” expliciet als voorbeeld van een te vaag en ruim geformuleerde grond.2 Voorts volgt uit het noodzakelijkheidsvereiste dat rechters gehouden zijn om alternatieven voor voorlopige hechtenis te overwegen, zoals borgtocht, een enkelband of andere voorwaarden die in de plaats kunnen worden gesteld van voorlopige hechtenis.3 Het MRC benadrukt hierbij in het bijzonder – met verwijzing naar de aanbevelingen van het Kinderrechtencomité (zie onderstaande par. 2.3.4) – dat voorlopige hechtenis van minderjarigen zoveel mogelijk moet worden vermeden (lees: “avoided to the fullest extent possible”).4
Voor wat betreft de duur van de voorlopige hechtenis, onderstreept het MRC dat niet de duur van de potentieel op te leggen straf, maar de noodzakelijkheid van het voortduren van het voorarrest bepalend moet zijn.5 Dit betekent volgens het MRC dat een voortdurende voorlopige hechtenis periodiek door een rechter dient te worden getoetst op redelijkheid en noodzakelijkheid in het licht van mogelijke alternatieven.6 De duur van de voorlopige hechtenis mag in elk geval niet langer zijn dan de maximale vrijheidsstraf die de verdachte, bij een veroordeling voor het strafbare feit waarvoor hij wordt vervolgd, opgelegd kan krijgen.7
Als een verdachte tijdens het proces niet in vrijheid kan worden gesteld, moet hij binnen een redelijke termijn worden berecht, zo volgt uit artikel 9, derde lid IVBPR.8 Als het gaat om een minderjarige verdachte, dan dient deze bepaling in samenhang te worden gelezen met artikel 10, tweede lid (b) IVBPR. Hieruit volgt dat minderjarige verdachten die in voorlopige hechtenis zitten ‘zo spoedig mogelijk’ berecht moeten worden, hetgeen sneller is dan ‘binnen een redelijke termijn’.9 Hoewel noch de totstandkomingsgeschiedenis, noch het MRC concreet invulling geeft aan de frase ‘zo spoedig mogelijk’ door het stellen van een aanvaardbare termijn, laat het MRC geen twijfel bestaan over de ratio achter dit voorschrift: voorlopige hechtenis van minderjarigen moet zoveel mogelijk worden vermeden, maar als het toch noodzakelijk is dan hebben minderjarigen het recht om op een voortvarende wijze (“in especially speedy fashion”) te worden berecht.10