Met het oog op ook het tweede middel geef ik de relevante overweging hier al integraal weer.
HR, 28-10-2014, nr. 13/02949
ECLI:NL:HR:2014:3053
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
28-10-2014
- Zaaknummer
13/02949
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2014:3053, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 28‑10‑2014; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:1885
ECLI:NL:PHR:2014:1885, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 26‑08‑2014
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2014:3053
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2014-0407
EeR 2014, afl. 6, p. 221
Uitspraak 28‑10‑2014
Inhoudsindicatie
Slagende bewijsklacht m.b.t. bewezenverklaarde onderdeel dat ‘de verdachte en/of zijn mededader een vuurwapen, althans een sterk op een vuurwapen gelijkend voorwerp, ook op klanten en medewerkers van Aldi heeft gericht’. Tot cassatie behoeft dit niet te leiden, nu de aard de ernst van het bewezenverklaarde feit, gezien de overige bewezenverklaarde – gelijkwaardige – gedragingen waarmee dit feit is gepaard gegaan, ook na weglating van dit onderdeel niet wordt aangetast.
Partij(en)
28 oktober 2014
Strafkamer
nr. 13/02949
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 31 mei 2013, nummer 23/005150-11, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. W.H. Jebbink, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, doch uitsluitend wat betreft het in zaak A onder 1 primair bewezenverklaarde feit en de strafoplegging, tot terugwijzing van de zaak naar het Hof teneinde in zoverre op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1.
Het middel komt met motiveringsklachten op tegen het ten laste van de verdachte in zaak A onder 1 bewezenverklaarde feit. Het klaagt onder meer dat uit de bewijsmiddelen niet volgt dat, zoals bewezenverklaard, de verdachte en/of zijn mededader een vuurwapen, althans een sterk op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op klanten en medewerkers van Aldi heeft gericht.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is in zaak A onder 1 bewezenverklaard dat:
"hij op 01 juni 2010 te Vianen, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld, de medewerker van het geldtransportbedrijf G4S en/of de medewerker van de Aldi te Vianen, te dwingen tot de afgifte van geld, geheel of ten dele toebehorende aan de Aldi (filiaal Vijfheerenlanden 545 te Vianen) en/of het geldtransportbedrijf G4S, welk geweld en bedreiging met geweld hierin bestonden, dat hij, verdachte en/of zijn mededader met voornoemd oogmerk:
- hun gelaat grotendeels hadden bedekt en
- de Aldi zijn binnengegaan en
- een vuurwapen, althans een sterk op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op klanten en medewerkers van voornoemde Aldi en het geldtransportbedrijf G4S heeft gericht, en
- hebben geschreeuwd: "Dit is een overval" en "Liggen allemaal!", en,
- de spiegelruit van het kantoor van voornoemde Aldi met een voorhamer heeft ingeslagen, en
- de medewerker van het geldtransportbedrijf G4S, [betrokkene 1], op het hoofd heeft geslagen met een vuurwapen of een ander voorwerp en
- [betrokkene 1] naar de grond heeft getrokken en
- een vuurwapen, althans een sterk op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft gericht en gedrukt op het hoofd van [betrokkene 1], en
- [betrokkene 1] het kantoor van voornoemde Aldi in heeft gestuurd, en
- vervolgens in het kantoor een vuurwapen, althans een sterk op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het hoofd van [betrokkene 1] heeft gedrukt en gericht en gezegd/geschreeuwd "maak de kluis open", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en:
hij op 01 juni 2010 te Vianen tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee sealbags met muntgeld met in totaal 1.350 euro geheel of ten dele toebehorende aan de Aldi (filiaal Vijfheerenlanden 545 te Vianen) en/of het geldtransportbedrijf G4S, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en bedreiging met geweld hierin bestonden, dat hij, verdachte en/of zijn mededader met voornoemd oogmerk:
- hun gelaat grotendeels hadden bedekt, en
- voornoemde Aldi zijn binnengegaan, en
- een vuurwapen, althans een sterk op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op klanten en medewerkers van voornoemde Aldi en het geldtransportbedrijf G4S heeft gericht, en
- hebben geschreeuwd: "Dit is een overval" en "Liggen allemaal!", en
- de spiegelruit van het kantoor van voornoemde Aldi met een voorhamer heeft ingeslagen, en
- de medewerker van het geldtransportbedrijf G4S, [betrokkene 1], op het hoofd heeft geslagen met een vuurwapen of een ander voorwerp en
- [betrokkene 1] naar de grond heeft getrokken en
- een vuurwapen, althans een sterk op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft gericht en gedrukt op het hoofd van [betrokkene 1], en
- [betrokkene 1] het kantoor van voornoemde Aldi in heeft gestuurd, en
- vervolgens in het kantoor een vuurwapen, althans een sterk op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het hoofd van [betrokkene 1] heeft gedrukt en gericht."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de bewijsvoering van het Hof zoals weergegeven in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 6 en 7.
2.2.3.
Het Hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren en zes maanden. De bestreden uitspraak houdt ten aanzien van de strafoplegging het volgende in.
"Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een overval op een supermarkt in Vianen, waarbij een medewerker van het geldtransportbedrijf is mishandeld en met een vuurwapen, of een sterk daarop gelijkend voorwerp, is bedreigd. Ook medewerkers van de supermarkt en aanwezige klanten zijn bedreigd. Een overval is een zeer ernstig feit. De verdachte en zijn mededader hebben, met louter het oog op geldelijk gewin, een zeer bedreigende [en] angstaanjagende situatie gecreëerd voor de aanwezigen en in het bijzonder voor de medewerker van het geldtransportbedrijf. Daarnaast dragen overvallen bij aan het ontstaan en versterken van gevoelens van onrust in de samenleving en worden de betrokken bedrijven financieel geraakt. Op dergelijke feiten kan niet anders worden gereageerd dan met de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur, temeer nu de ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke overvallen vaak een langdurige en ernstige psychische nasleep ondervinden. Uit de verklaring van de medewerker van het transportbedrijf komt dit ook in het onderhavige geval naar voren.
Voorts heeft de verdachte zich samen met een ander of anderen schuldig gemaakt aan het plegen van voorbereidingshandelingen van twee soortgelijke overvallen. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan heling en diefstal van bromfietsen, welke feiten ten dienste hebben gestaan aan een overval, dan wel gebruikt zijn bij de voorbereiding van een overval. Tevens heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het plegen van uitkeringsfraude. Het hof rekent de verdachte deze reeks van feiten zwaar aan.
(...)"
2.3.
Het middel klaagt terecht dat uit de bewijsvoering van het Hof met betrekking tot het in zaak A onder 1 bewezenverklaarde feit, niet volgt dat 'de verdachte en/of zijn mededader (…) een vuurwapen, althans een sterk op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op klanten en medewerkers van Aldi heeft gericht'. Tot cassatie behoeft dit niet te leiden, nu de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit, gezien de overige bewezenverklaarde - gelijkwaardige - gedragingen waarmee dit feit is gepaard gegaan, ook na weglating van dit onderdeel niet worden aangetast. De omstandigheid dat het Hof dit onderdeel van de bewezenverklaring bij de strafoplegging heeft betrokken, leidt niet tot een ander oordeel. Uit de overwegingen met betrekking tot de strafoplegging blijkt immers niet dat het Hof aan dit onderdeel een afzonderlijke strafverzwarende betekenis heeft gegeven naast zijn - aan de bewijsmiddelen ontleende - oordeel dat de verdachte en zijn mededader "een zeer bedreigende [en] angstaanjagende situatie [hebben] gecreëerd voor de aanwezigen en in het bijzonder voor de medewerker van het geldtransportbedrijf".
3. Beoordeling van het zesde middel
3.1.
Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
3.2.
Het middel is gegrond. Voorts doet de Hoge Raad in deze zaak waarin de verdachte zich in voorlopige hechtenis bevindt, uitspraak nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Een en ander brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van zes jaren en zes maanden.
4. Beoordeling van de middelen voor het overige
De middelen kunnen voor het overige niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
5. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermindert deze in die zin dat deze zes jaren en vier maanden beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter van-Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 oktober 2014.
Conclusie 26‑08‑2014
Inhoudsindicatie
Slagende bewijsklacht m.b.t. bewezenverklaarde onderdeel dat ‘de verdachte en/of zijn mededader een vuurwapen, althans een sterk op een vuurwapen gelijkend voorwerp, ook op klanten en medewerkers van Aldi heeft gericht’. Tot cassatie behoeft dit niet te leiden, nu de aard de ernst van het bewezenverklaarde feit, gezien de overige bewezenverklaarde – gelijkwaardige – gedragingen waarmee dit feit is gepaard gegaan, ook na weglating van dit onderdeel niet wordt aangetast.
Nr. 13/02949 Zitting: 26 augustus 2014 | Mr. Hofstee Conclusie inzake: [verdachte] |
1. Verzoeker is bij arrest van 31 mei 2013 door het Gerechtshof Amsterdam veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren en 6 maanden wegens
Zaak A (13-692003-11):
1, primair: de voortgezette handeling van poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, en diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
2: voorbereiding van diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen of voorbereiding van afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
4: medeplegen van opzetheling, meermalen gepleegd en
5: in strijd met een hem krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, terwijl het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf, en terwijl hij redelijkerwijs moet vermoeden dat de gegevens van belang zijn voor de hoogte of de duur van een dergelijke verstrekking of tegemoetkoming,
en
Zaak B (parketnummer 13-710076-10):
1: voorbereiding van diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
of
voorbereiding van afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
2: medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd,
3: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, meermalen gepleegd.
Voorts heeft het Hof een tweetal in beslag genomen, nog niet teruggegeven, voorwerpen verbeurd verklaard respectievelijk de bewaring gelast van een in beslag genomen, nog niet teruggegeven horloge. Daarnaast heeft het Hof de tenuitvoerlegging gelast van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
2. Er bestaat samenhang tussen de zaken met de griffienummers 13/02918, 13/02949 en 14/00919. In al deze zaken zal ik vandaag concluderen.
3. Namens verzoeker heeft mr. W.H. Jebbink, advocaat te Amsterdam, zes middelen van cassatie voorgesteld.
4. Het eerste middel klaagt dat het Hof in zaak A onder feit 1 primair (‘Vianen’) ten onrechte (steeds) heeft bewezenverklaard dat de medewerker van de Aldi is gedwongen tot de afgifte van geld en/of dat verzoeker of zijn mededader hun gelaat grotendeels hadden bedekt, en/of zij op klanten en medewerkers een vuurwapen of een daarop gelijkend voorwerp hebben gericht, en/of zij hebben geschreeuwd “dit is een overval” en/of zij [betrokkene 1] met een vuurwapen op het hoofd hebben geslagen, nu deze omstandigheden uit ’s Hofs bewijsvoering niet kunnen worden afgeleid, zodat de bewezenverklaring op deze onderdelen onbegrijpelijk is, althans ontoereikend is gemotiveerd.
5. Het Hof heeft in zaak A onder 1 primair (zaaksdossier Vianen) ten laste van verzoeker bewezenverklaard dat:
“hij op 01 juni 2010 te Vianen, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld, de medewerker van het geldtransportbedrijf G4S en/of de medewerker van de Aldi te Vianen, te dwingen tot de afgifte van geld, geheel of ten dele toebehorende aan de Aldi (filiaal Vijfheerenlanden 545 te Vianen) en/of het geldtransportbedrijf G4S, welk geweld en bedreiging met geweld hierin bestonden, dat hij, verdachte en/of zijn mededader met voornoemd oogmerk:
- hun gelaat grotendeels hadden bedekt en
- de Aldi zijn binnengegaan en
- een vuurwapen, althans een sterk op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op klanten en medewerkers van voornoemde Aldi en het geldtransportbedrijf G4S heeft gericht, en
- hebben geschreeuwd: "Dit is een overval" en "Liggen allemaal!", en,
- de spiegelruit van het kantoor van voornoemde Aldi met een voorhamer heeft ingeslagen, en
- de medewerker van het geldtransportbedrijf G4S, [betrokkene 1], op het hoofd heeft geslagen met een vuurwapen of een ander voorwerp en
- [betrokkene 1] naar de grond heeft getrokken en
- een vuurwapen, althans een sterk op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft gericht en gedrukt op het hoofd van [betrokkene 1], en
- [betrokkene 1] het kantoor van voornoemde Aldi in heeft gestuurd, en
- vervolgens in het kantoor een vuurwapen, althans een sterk op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het hoofd van [betrokkene 1] heeft gedrukt en gericht en gezegd/geschreeuwd "maak de kluis open", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en:
hij op 01 juni 2010 te Vianen tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee sealbags met muntgeld met in totaal 1.350 euro geheel of ten dele toebehorende aan de Aldi (filiaal Vijfheerenlanden 545 te Vianen) en/of het geldtransportbedrijf G4S, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en bedreiging met geweld hierin bestonden, dat hij, verdachte en/of zijn mededader met voornoemd oogmerk:
- hun gelaat grotendeels hadden bedekt, en
- voornoemde Aldi zijn binnengegaan, en
- een vuurwapen, althans een sterk op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op klanten en medewerkers van voornoemde Aldi en het geldtransportbedrijf G4S heeft gericht, en
- hebben geschreeuwd: "Dit is een overval" en "Liggen allemaal!", en
- de spiegelruit van het kantoor van voornoemde Aldi met een voorhamer heeft ingeslagen, en
- de medewerker van het geldtransportbedrijf G4S, [betrokkene 1], op het hoofd heeft geslagen met een
vuurwapen of een ander voorwerp en
- [betrokkene 1] naar de grond heeft getrokken en
- een vuurwapen, althans een sterk op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft gericht en gedrukt op het hoofd van [betrokkene 1], en
- [betrokkene 1] het kantoor van voornoemde Aldi in heeft gestuurd, en
- vervolgens in het kantoor een vuurwapen, althans een sterk op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het hoofd van [betrokkene 1] heeft gedrukt en gericht.”
6. De door het Hof gebezigde bewijsmiddelen houden, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:
“Zaak A
Feit 1, primair (""Vianen")
1. Een proces-verbaal van 2 juni 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] [doorgenummerde pagina's 40001-40006].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 2 juni 2010 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van [betrokkene 2]:
Ik doe aangifte van een overval namens G4S te Nieuwegein, gepleegd door twee overvallers op 1 juni 2010 in een vestiging van de Aldi gelegen aan de Vijfheerenlanden te Vianen. Hierbij werden twee sealbags met munten van totaal € 1350 weggenomen.
2. Een proces-verbaal van 1 juni 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] [doorgenummerde pagina's 40011-40014].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 1 juni 2010 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van [betrokkene 1]:
Ik ben geldwaardetransporteur bij G4S. Op 1 juni 2010 moesten collega [betrokkene 3] en ik geld brengen bij de Aldi gelegen aan de Vijfheerenlanden te Vianen. Ik ben met een medewerkster de Aldi ingegaan. Ik hoorde [betrokkene 3] (het hof begrijpt: [betrokkene 3]) door de portofoon roepen: "Je wordt overvallen". Ik zag toen twee jongens aankomen. Ik zag dat de voorste jongen, dader 1, een moker in zijn hand had en zeker vier keer met volle kracht tegen dat spiegelraam van het kassahok sloeg. Ik zag dat de ruit kapot ging en dat dader 1 toen binnenkwam.
De medewerkster en ik liepen weg. Ik werd van achteren gepakt en kreeg een tik op mijn hoofd en werd naar de grond getrokken. Ik voelde dat er iets op mijn hoofd werd gezet en met kracht op mijn achterhoofd werd gedrukt. Ik hoorde dader 2 zeggen "meekomen, meekomen". We liepen terug naar het kassahok. Ik was met dader 1 en dader 2 in het kassahok. Dader 2 zette het vuurwapen op de linkerzijde van mijn hoofd en drukte het tegen mijn hoofd. Ik zag nu ook dat het een vuurwapen was. Ik hoorde dader 1 zeggen dat ik de kluis moest openen. Ik gaf steeds als antwoord dat ik de kluis niet kon openen omdat ik de sleutels niet had. Ik zag dat ze zagen dat de sealpacks met munten op de tafel lagen. De daders namen de twee sealbags mee en ik zag dat ze wegliepen.
3. Een proces-verbaal van 14 december 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 4] [doorgenummerde pagina's 40015-40018].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 14 december 2010 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van [betrokkene 1]:
lk moest meelopen naar de kluisruimte. Ik heb iets gezegd in de trant van "sorry, ik zal meewerken". In de kluis werd ik bedreigd door de overvaller met het vuurwapen. De overvaller hield het vuurwapen op mij gericht en riep: "maak de kluis open of ik schiet je dood".
4. Een proces-verbaal van 14 juli 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 5] en [verbalisant 6] [doorgenummerde pagina's 50055-50059].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 14 juli 2010 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van [betrokkene 4]:
Ik ging op 1 juni 2010 naar de Aldi supermarkt en hoorde opeens iemand roepen "naar de grond, naar de grond". Ik zag toen twee overvallers in de supermarkt. Ik zag dat dader 1 met een hamer het raam van het kantoor stuksloeg en door het raam naar binnen ging. Dader 2 ging naar de deur van het kantoor staan. Ik zag dader 2 na enige tijd het kantoor weer uit komen. Ik zag dat hij zijn shirt als een soort kom had gemaakt en dat hij daarin plastic zakjes met muntgeld had. Dader 1 en dader 2 liepen toen de supermarkt uit en sloegen linksaf. Tegen de muur van de Aldi stond een scooter geparkeerd. Dader 1 ging als bestuurder op de scooter zitten, dader 2 als bijrijder. Ze reden weg in de richting van de flats. Ik ben toen op mijn fiets gesprongen en achter de daders aangefietst. Ik zag dat ze ter hoogte van een van de flats de scooter in de bosjes gooiden. Ongeveer 10 meter van deze plek zag ik de daders overstappen in een witte Opel Corsa, die daarna hard wegreed.”
7. Voorts heeft het Hof ten aanzien van feit 1 primair in zaak A het volgende overwogen:1.
“Het oordeel van het hof
Zaak A, feit 1 ("zaaksdossier Vianen")
Het hof stelt, gelet op de stukken in het dossier en hetgeen is verhandeld ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep, de volgende feitelijke gang van zaken vast.
Op 1 juni 2010 is een vestiging van het supermarktbedrijf Aldi, gelegen aan de Vijfheerenlanden te Vianen door twee personen overvallen, waarbij twee zakken met munten met een totale waarde van € 1350,00 zijn weggenomen (dossierpagina's 40001-40006). Een van de overvallers heeft met een hamer een ruit van het kantoor van die supermarkt ingeslagen en is het kantoor binnengedrongen. Vervolgens heeft de tweede overvaller de geldloper, genaamd [betrokkene 1], met een vuurwapen bedreigd en hem gezegd dat hij moest meekomen naar het kantoor. In een latere verklaring heeft [betrokkene 1] verklaard dat hij, nadat hij het kantoor was uitgerend en door de tweede overvaller met een vuurwapen werd bedreigd, woorden
heeft gebezigd met de strekking "sorry, ik zal meewerken" (dossierpagina 40017). In het kantoor aangekomen is [betrokkene 1] nogmaals met een vuurwapen bedreigd en schreeuwde een van de overvallers dat hij de kluis moest openmaken. Omdat [betrokkene 1] geen sleutel van de kluis had, lukte het hem niet deze open te maken. Vervolgens pakten de overvallers twee zakken met muntgeld die op tafel in het kantoor lagen en zijn ze vertrokken (dossierpagina's 40011-40014).
Buiten de Aldi zijn beide overvallers op een gereedstaande scooter gesprongen en weggereden. Deze scooter is ter hoogte van een aantal flatgebouwen in de bosjes gegooid, waarna de overvallers zijn overgestapt in een personenauto van het merk Opel, type Corsa, en weggereden (dossierpagina 50057). De politie trof op de kruising van de Vijfheerenlanden en de Willem van Duvenvoordestraat naast het trottoir in de bosschages op de rechterzijde een scooter aan, die niet was voorzien van een contactslot en kentekenplaat (pagina 60007 en 70025). Uit onderzoek is gebleken dat dit een scooter van het merk Piaggio, type Typhoon betrof (pagina 70035). Aan de uiteinden van beide handvatten van het stuur van de scooter bevond zich een kunststof dop met een afbeelding van een schedel, dat zo stelt het hof vast op grond van een foto in het dossier, zilverkleurig was en waarvan de ogen rood ingekleurd waren (dossierpagina 70042).
De getuige [getuige] heeft ten overstaan van de politie op 8 juni 2010 een verklaring afgelegd, inhoudende dat zij op de ochtend van de dag van de overval, 1 juni 2010, in de buurt van de Aldi een zwarte scooter heeft zien staan, die aan het uiteinde van het rechterhandvat een zilverkleurige doodskop had met een heel klein beetje rode kleur. Zij heeft bij die scooter een jongen gezien, die een ketting door het achterwiel van de scooter haalde (dossierpagina 50046). Bij een latere fotoconfrontatie op 13 augustus 2010 heeft de getuige de foto van de medeverdachte [medeverdachte 1] aangewezen en verklaard bij die foto 'een gevoel van herkenning' te hebben, welke bewoordingen naar het oordeel van het hof niet anders geduid kunnen worden dan dat de getuige vond dat deze persoon leek op de persoon die zij op de ochtend van de overval bij de zojuist genoemde scooter heeft gezien (dossierpagina 60043).
(…)
Na de overval is bij de ingeslagen spiegelruit van het kantoor van de Aldi een voorhamer aangetroffen en inbeslaggenomen. Uit onderzoek is gebleken dat dit type voorhamer alleen wordt verkocht door de winkelketen Gamma. Nadat een onderzoek was ingesteld bij diverse filialen van de Gamma in Amsterdam en omgeving, bleek dat de medeverdachte [medeverdachte 1] op 18 mei 2010 te 09.13 uur en op maandag 7 juni 2010 te 17.19 uur bij de Gamma te Diemen een voorhamer heeft gekocht van hetzelfde type als in de Aldi te Vianen is aangetroffen (dossierpagina 60019). Hoewel niet is vastgesteld dat de na de overval in Vianen aangetroffen voorhamer ook daadwerkelijk door de medeverdachte [medeverdachte 1] is gekocht, acht het hof de bevindingen van de politie voor zover deze betrekking hebben op een aanschaf van een gelijksoortige hamer door deze medeverdachte nog geen twee weken voor de overval, in samenhang met de overige bewijsmiddelen en bij gebreke van enige redengevende verklaring van de kant van de medeverdachte omtrent zijn handelen, bij te dragen tot het bewijs.
Op 28 oktober 2010 heeft de verdachte in een afgeluisterd en opgenomen gesprek het volgende verteld:
"Je moet eens weten, die van Vianen. Ik ren achter hem aan, een leipe actie wat ik met die man doe. Ik pak hem, breng hem weer terug naar het kantoor. Die gozer, toen ik hem alleen vastpakte, zoveel kracht zat in die handen van me. Toen ik hem pakte zei hij gelijk tegen mij "sorry, alsjeblieft, sorry, sorry
(dossierpagina 60133).
De verbalisant [verbalisant 3] heeft de stem van de verdachte en die van de medeverdachte [medeverdachte 2] herkend (dossierpagina's 60130-60131). Om reden als hiervoor in de overwegingen met betrekking tot Zaak A, feit 3 (de 'Italiaanse methode') opgenomen, benadert het hof deze stemherkenning met behoedzaamheid en heeft het onderzocht of deze herkenning steun vindt in ander bewijsmateriaal. Naar het oordeel van het hof is dat het geval, gelet op het volgende. Op het moment dat genoemd gesprek werd gevoerd was geen sprake van een observatie. Uit het gesprek kan echter wel worden opgemaakt dat de spreker die is aangemerkt als "[verdachte]" (en derhalve als de verdachte) de bestuurder van de Volkswagen Caddy was. Hij zegt immers rond 12.17: "weet je waarom, dan gaat ie zeggen, ja hier hebben uhh...2 jongens, hier hebben 2 jongens gestaan, in een blauwe auto, begrijp je? Een blauwe Caddy, daarom moet ik nu wegrijden." De verbalisant merkt op dat daarna de motor wordt gestart en dat rijgeluiden hoorbaar zijn (dossierpagina 60132). Uit verslagen van observaties blijkt dat de verdachte op achtereenvolgens 1,2, 16
en 23 november 2010 steeds de bestuurder is geweest van de Volkswagen Caddy en dat de medeverdachte [medeverdachte 2] als passagier naast hem zit. Het hof acht, mede gelet op hetgeen hieronder bij het OVC-gesprek van 2 november 2010 wordt overwogen, de stemherkenning in dit geval voldoende betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.
Het hof is van oordeel dat hetgeen de verdachte hier vertelde zeer specifiek is en in grote lijnen overeenkomt met de inhoud van de hierboven weergegeven verklaringen van de geldloper [betrokkene 1].
Op 2 november 2010, 11.33 uur, zei [medeverdachte 2] in een afgeluisterd en opgenomen gesprek het volgende:
"Dat Vianen...Ik heb dat...Elke die ik heb gescand, was gewoon op een mooie tijdstip gekomen. Je weet toch? Of half 12...1 uur...half 2...kwart voor twee... Elke die ik tenminste, je weet toch...die ik heb gescand was gewoon gekomen. De verdachte [verdachte] zegt hierna: "Maar ik ga nu naar links" (dossierpagina 60137). De verbalisant [verbalisant 3] heeft de stem van de verdachte en die van medeverdachte [medeverdachte 2] herkend (dossierpagina 60130-60131, 1e aanvulling). Gedurende een observatie op die dag werd de verdachte om 11.42 uur herkend als de bestuurder van de Volkswagen Caddy. De medeverdachte [medeverdachte 2] werd om 14.08 herkend als de passagier. Het hof acht deze stemherkenningen derhalve betrouwbaar, aangezien de stem die aan de verdachte wordt toegeschreven die van de bestuurder moet zijn (gelet op de bewoordingen "ik ga nu naar links") en de verdachte op vrijwel hetzelfde moment tijdens een observatie is herkend als de bestuurder van die Volkswagen Caddy (Observatie 06-015).
Op 26 augustus 2010 heeft de gebruiker van een internetaccount dat is aangesloten en geregistreerd op het woonadres van de medeverdachte [medeverdachte 1], middels de internet-zoekmachine "www.google.nl" een opdracht ingevoerd, gericht op informatie met betrekking tot de overval op de Aldi in Vianen. Hierna werd de website "www.rtvutrecht.nl" bezocht, met daarop een nieuwsbericht over de overval op de Aldi in Vianen (dossierpagina's 60098-60099). Op 22 september 2010, omstreeks 14.59 uur, is de website "www.avro.nl" bezocht en werd gekeken naar het programma "Opsporing verzocht". Op deze website werd een link "zaken deze week" bekeken, waarin ook een overval op een geldloper bij de Aldi in Vianen was weergegeven. Diezelfde dag, om 14.18 uur, meldde de medeverdachte [medeverdachte 1] in een afgeluisterd en opgenomen telefoongesprek dat hij zijn telefoon ging wegdoen (dossierpagina 60072). Vastgesteld is ook dat de medeverdachte [medeverdachte 1] de gebruiker was van twee e-mailadressen die aan dit internetaccount verbonden waren. Het hof gaat er daarom, nu van het bestaan van redelijke aanknopingspunten voor het tegendeel niet is gebleken, van uit dat [medeverdachte 1] dit account eveneens gebruikte om op het internet te zoeken.
Het hof leidt uit de hierboven weergegeven feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, af dat de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1] dienen te worden aangemerkt als de personen die op 1 juni 2010 in de Aldi te Vianen een overval op een geldloper hebben gepleegd.
Het hof heeft hierbij in aanmerking genomen dat de verdachte bij de politie noch bij de behandeling van de zaak in eerste aanleg en in hoger beroep, een voor de redengevendheid van de ten aanzien van de hem sterk belastende bewijsmiddelen ontzenuwende verklaring heeft gegeven, bijvoorbeeld over zijn aanwezigheid met [medeverdachte 1] nabij de Aldi in Vianen een dag voor de overval. Tevens is in de Aldi na de overval een tas aangetroffen, die daar door een van de overvallers is achtergelaten. Van deze tas is van de schouderband een monster gemaakt en veiliggesteld. Naar het DNA dat in deze bemonstering is aangetroffen, is onderzoek verricht. Uit een rapport van 24 september 2010, opgemaakt door dr. J.H.A. Nagel, blijkt dat uit het DNA een onvolledig DNA-mengprofiel is verkregen dat DNA-kenmerken bevat van minimaal twee personen en dat matcht met het DNA-profiel van de verdachte
(dossierpagina 70063). Het hof ziet in de resultaten van dit DNA-onderzoek een bevestiging van de vaststelling dat de verdachte dient te worden aangemerkt als een van de twee overvallers op de Aldi in Vianen op 1 juni 2010. Weliswaar kan de raadsman worden toegegeven dat het aantreffen van een tas met daarop DNA dat matcht met het DNA van de verdachte niet noodzakelijk betekent dat de verdachte als dader van de overval kan worden aangemerkt of zelfs maar, dat hij zelf in de Aldi-supermarkt in Vianen is geweest, maar het hof beschouwt dit bewijsmiddel in samenhang met de overige bewijsmiddelen die op de strafbare betrokkenheid van de verdachte bij dit feit duiden en acht dit bewijsmiddel in die samenhang mede redengevend.
De raadsman heeft voorts nog betoogd dat de verdachte de overval in Vianen niet kán hebben gepleegd, aangezien hij op het moment van de overval elders aan het werk was en dus niet in Vianen geweest kan zijn. Het hof verwerpt dit verweer, aangezien het hof, evenals de rechtbank, van oordeel is dat niet is komen vast te staan of aannemelijk is geworden dat de verdachte op dag en uur van de overval feitelijk elders heeft gewerkt. Immers, de verdachte was werkzaam als lokale distributeur van kranten en werd door zijn werkgever, de Persgroep, uitbetaald op basis van ingevulde registratielijsten van de distributeur. Het hof acht deze registratielijsten, mede gelet op hetgeen het hof hierboven heeft vastgesteld met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte bij de overval in Vianen, van onvoldoende gewicht om daaruit te kunnen afleiden dat het niet anders kan zijn geweest dan dat de verdachte op het moment van die overval voor de Persgroep werkzaamheden verrichte.
(…)
Oplegging van straf en beslissing op verzoeken
(…)
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een overval op een supermarkt in Vianen, waarbij een medewerker van het geldtransportbedrijf is mishandeld en met een vuurwapen, of een sterk daarop gelijkend voorwerp, is bedreigd. Ook medewerkers van de supermarkt en aanwezige klanten zijn bedreigd. Een overval is een zeer ernstig feit. De verdachte en zijn mededader hebben, met louter het oog op geldelijk gewin, een zeer bedreigende een angstaanjagende situatie gecreëerd voor de aanwezigen en in het bijzonder voor de medewerker van het geldtransportbedrijf. Daarnaast dragen overvallen bij aan het ontstaan en versterken van gevoelens van onrust in de samenleving en worden de betrokken bedrijven financieel geraakt. Op dergelijke feiten kan niet anders worden gereageerd dan met de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur, temeer nu de ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke overvallen vaak een langdurige en ernstige psychische nasleep ondervinden. Uit de verklaring van de medewerker van het transportbedrijf komt dit ook in het onderhavige geval naar voren.”
8. In de toelichting op het middel wordt onder verwijzing naar HR 22 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO8315 nog aangevoerd dat de in het middel genoemde onderdelen van de bewezenverklaring niet uit ’s Hofs bewijsvoering kunnen worden afgeleid en dat indien de feitenrechter in de bewezenverklaring onderscheiden alternatieven openlaat, zoals in casu ten aanzien van degene tot wie de dwang zich richtte, elk van die alternatieven door bewijsmiddelen moeten worden geschraagd.
9. Uit de inhoud van de hierboven aangehaalde bewijsmiddelen blijkt dat een medewerker van het geldtransportbedrijf G4S is gedwongen tot afgifte van geld. Dat het Hof daaraan de in de tenlastelegging omschreven ‘en/of constructie’ met betrekking tot een medewerker van de Aldi niet heeft weggestreept, maakt dat niet anders, waarbij ik in aanmerking neem dat de geldwaardetransporteur net voor de overval samen met een medewerkster (naar ik begrijp van de Aldi, EH) de Aldi was binnengegaan en dat hij samen met haar wegliep toen dader 1 binnenkwam. Voorts blijkt uit bewijsmiddel 2 dat (i) de geldwaardetransporteur een tik op zijn hoofd kreeg, kennelijk, zo leid ik uit zijn verklaring af, met het vuurwapen van dader 2 en (ii) dader 2 een vuurwapen op het hoofd van de geldwaardetransporteur zette en tegen diens hoofd drukte. Voor zover het middel op het vorengaande het oog heeft, faalt het.
10. Niet volgt evenwel uit de bewijsmiddelen dat verzoeker of zijn mededader het gelaat grotendeels had bedekt, dat zij op klanten en medewerkers (meervoud, EH) een vuurwapen of een daarop gelijkend voorwerp hebben gericht en dat zij hebben geschreeuwd “dit is een overval”.
11. In zoverre is het middel terecht voorgesteld. De vraag is echter of ’s Hofs kennelijke vergissing tot cassatie heeft te leiden.
12. Dat het Hof heeft bewezenverklaard dat het gelaat van verzoeker of zijn mededaders grotendeels was bedekt en dat zij hebben geschreeuwd “dit is een overval” acht ik nog van ondergeschikte betekenis. Door verbeterde lezing en weglating van deze onderdelen wordt de aard en de ernst van het bewezenverklaarde in zijn geheel beschouwd niet aangetast.2.Bedekking van het gelaat bedoelt herkenning te voorkomen, maar maakt de enorme impact van een gewapende overval op het slachtoffer of de slachtoffers niet anders. En het schreeuwen van: “dit is een overval”, kan onder de omstandigheden van het onderhavige geval worden aangemerkt als slechts een verbale en overbodige uiting van iets dat voor de betrokkene(n) al onmiddellijk duidelijk was geworden, ook omdat [betrokkene 3] door de portofoon al naar de geldwaardetransporteur had geroepen dat hij werd overvallen. Bovendien heeft verzoeker wat deze onderdelen betreft in het geheel geen belang bij cassatie, aangezien uit het promisvonnis van de rechtbank blijkt dat dader 1 een bivakmuts/capuchon droeg, dader 2 een zwarte shawl voor zijn gezicht had en dat zij beiden riepen “dit is een overval”.3.
13. Maar hoe te oordelen met betrekking tot het bewezenverklaarde richten van een vuurwapen, althans een sterk op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op klanten en medewerkers van de Aldi? Daarvan blijkt niet uit de bewijsmiddelen en ook overigens heb ik daarvoor in de, bij de Hoge Raad binnengekomen, stukken van het geding geen aanknopingspunten kunnen vinden.4.Dit onderdeel is dus niet uit ’s Hofs bewijsvoering af te leiden. Ik meen, zij het niet zonder een lichte aarzeling, dat de bewezenverklaring zich ten aanzien van het richten van een vuurwapen, althans een sterk op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op klanten en medewerkers van de Aldi zich niet voor lezing met verbetering van de misslag leent, aangezien in die lezing de aard en de ernst van het bewezenverklaarde in zijn geheel beschouwd wordt aangetast. Natuurlijk zal op het moment zelf in de subjectieve beleving van elk individueel slachtoffer het er niet zoveel toe doen hoeveel anderen hetzelfde lot hebben gedeeld; het zal ten tijde van de gewapende overval de enorme inwerking daarvan op hemzelf niet minder maken. Maar in de objectieve waardering van de concrete ernst van het misdrijf, zal het voor het Openbaar Ministerie (in de eis) en de rechter (in de strafoplegging) wel enig verschil uitmaken of enkel één geldwaardetransporteur met een vuurwapen is bedreigd of dat daarnaast ook winkelpersoneel en klanten onder schot zijn gehouden. Ook in de strafmotivering van het Hof komt dat tot uitdrukking, en wel in die zin dat het Hof ook dat onderdeel redengevend lijkt te hebben geacht voor de straftoemeting.
14. Mitsdien slaagt het middel in zoverre.
15. Het tweede middel behelst de klacht dat het Hof ten onrechte voor de bewijsvoering van feit 1 primair in zaak A (‘Vianen’) heeft gebruikt en/of redengevende kracht heeft toegekend aan het resultaat van een vergelijkend DNA-onderzoek, waaruit blijkt dat een deel van het celmateriaal in de bemonstering afkomstig “kan” zijn van verzoeker, zulks terwijl een statistische berekening voor het vaststellen van de wetenschappelijke bewijswaarde van de gevonden match met het DNA-profiel van verzoeker niet is uitgevoerd.
16. Voor het bewijs van feit 1 primair in zaak A heeft het Hof voorts onder meer gebruik gemaakt van bewijsmiddel 22 dat het volgende inhoudt:
“Een rapport van 24 september 2010 van het Nederlands Forensisch Instituut van dr. J.H.A. Nagel
[Vianen, doorgenummerde pagina's 70063-70066]
Dit rapport houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededelingen van rapporteur:
Vergelijkend DNA-onderzoek naar aanleiding van een overval gepleegd in Vianen op 1 juni 2010.
De officier van justitie heeft op 29 juni 2010 schriftelijk verzocht om een (vergelijkend) DNA-onderzoek te verrichten. In de aanvraag onderzoek van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland van 24 augustus 2010 is verzocht om de DNA-profielen van de verdachten [medeverdachte 1] en [verdachte] te vergelijken met het (onvolledige) DNA-mengprofiel van het celmateriaal in de bemonstering [AACW0836NL]#01 van de schouderband van een schoudertas. De DNA-profielen van de verdachten [medeverdachte 1] [RFK641 en [verdachte] [RFK396] zijn met het (onvolledige) DNA-mengprofiel van het celmateriaal in de bemonstering [AACW0836NL]#01 van de schouderband van een schoudertas vergeleken.
Van het DNA in de bemonstering [AACW0836NL]#01 van de schouderband van de schoudertas is een onvolledig DNA-mengprofiel verkregen dat DNA-kenmerken bevat van minimaal twee personen, waarvan minimaal één man. Uit dit (onvolledige) DNA-mengprofiel zijn geen DNA-profielen van individuele celdonoren af te leiden.
Het DNA-profiel van de verdachte [verdachte] (RFK396 matcht met het (onvolledige) DNA-mengprofiel van het celmateriaal in de bemonstering [AACW0836NL]#01 van de schouderband van de schoudertas. Dit betekent dat een deel van het celmateriaal in de bemonstering [AACW0836NL]#01 afkomstig kan zijn van [verdachte]. Omdat niet duidelijk is of alle DNA-kenmerken van alle celdonoren van het celmateriaal in de bemonstering [AACW0836NL]#01 zichtbaar zijn en omdat de zichtbare DNA-kenmerken niet gereproduceerd kunnen zijn, is een statistische berekening voor het vaststellen van de wetenschappelijke bewijswaarde van de gevonden match met het DNA-profiel van de verdachte [verdachte] niet uitgevoerd.”
17. Hetgeen het Hof ten aanzien van de overval op de Aldi in Vianen op 1 juni 2010, en in dat verband omtrent de bedoelde DNA-match, heeft overwogen is hierboven onder 7 weergegeven. Daaruit blijkt dat het Hof terdege de betrekkelijkheid van die DNA-match in ogenschouw heeft genomen, doch daarin enkel een duidende bevestiging ziet van wat reeds op grond van de andere bewijsmiddelen kan worden vastgesteld, namelijk dat verzoeker dient te worden aangemerkt als één van de twee overvallers. In zoverre acht het Hof bewijsmiddel 22 in samenhang met de overige bewijsmiddelen mede redengevend.
18. Naar ik meen getuigt dit oordeel niet van een onjuiste rechtsopvatting en is het evenmin onbegrijpelijk. Daarbij heb ik in aanmerking genomen dat volgens het NFI-rapport terzake een statistische berekening voor het vaststellen van de wetenschappelijke bewijswaarde van de gevonden match met het DNA-profiel van verzoeker niet is kunnen worden uitgevoerd, en dat dit onverlet laat dat daaraan in samenhang met andere bewijsmiddelen wel een zekere juridische bewijswaarde valt toe te kennen, alsook dat kennelijk niet is gebleken of aannemelijkheid is geworden dat het celmateriaal op de tas van een familielid van verzoeker afkomstig was, welke mogelijkheid de raadsman van verzoeker ter ‘s Hofs terechtzitting nog even had geopperd.
19. Het middel faalt.
20. Het derde middel heeft betrekking op het bewezenverklaarde feit 2 in zaak A (‘Soest’) en bevat de klacht dat het Hof de grondslag van de tenlastelegging heeft verlaten door bewezen te verklaren dat verzoeker – kort gezegd – een bromfiets voorhanden heeft gehad in de periode van 1 februari 2010 tot en met 20 november 2010, terwijl verzoeker ten laste is gelegd het voorhanden hebben in de periode van 5 juli 2010 tot en met 5 september 2010.
21. De steller van het middel heeft wederom een punt. Hoewel de rechter in bepaalde gevallen enige vrijheid toekomt aan de tenlastelegging te ‘sleutelen’, is mij uit de gebezigde bewijsmiddelen, mede ontleend aan zaaksdossier ‘Vianen’, en de bewijsoverweging van het Hof niet duidelijk geworden waarom het Hof hier de pleegperiode heeft verruimd. Tot cassatie hoeft deze onduidelijkheid evenwel niet te leiden, nu de bewijsconstructie van het Hof in haar geheel kan worden gesitueerd in de tenlastegelegde periode. Zo bezien is van de gestelde grondslagverlating geen sprake.
22. Het middel faalt.
23. Het vierde middel klaagt dat het Hof inzake feit 2 in zaak A (‘Soest’) niet heeft gerespondeerd op het namens verzoeker ter terechtzitting in hoger beroep gevoerde verweer dat sprake was van een vrijwillige terugtred.
24. Blijkens de op de terechtzitting in hoger beroep van 6 mei 2013 overgelegde pleitnota (p. 44-45) heeft verzoekers raadsman het woord tot verdediging gevoerd, in het onderhavige verband als volgt:
“Bovendien liggen de twee verweten dagen in begin augustus 2010, waarna er op geen enkele wijze meer iets is gebeurd: geen waarnemingen, geen tapgesprekken, geen bezoekjes aan Soest. In de ruim 3,5 maand tot aan de aanhouding van cliënt is er niets meer gebeurd. Dat lijkt wel op een vrijwillige terugtred, ook al is dat niet verklaard. De casus doet daarbij wel behoorlijk denken aan het 'Brief-in-jaszak-arrest (31), zoals Van Sliedregt het noemt in haar artikel (32) 'Strafbare voorbereiding na Samir A". Iemand heeft in zijn jaszak een brief met nuttige informatie voor de overval op een geldwagen. Die brief had de verdachte gelezen en zat vervolgens twee maanden in zijn jaszak, waarna de HogeRaad meende dat van art. 46 Sr geen sprake (meer) was. Er was dus wel een voorwerp dat (toen nog) 'kennelijk' bestemd was om een misdrijf te begaan, maar niet bleek dat het strekte tot voorbereiding van een feit als bedoeld in art. 46 Sr.”
25. Het klopt dat het Hof op de aangehaalde passage niet heeft gereageerd. Gelet op de inhoud van hetgeen de raadsman te dezen naar voren heeft gebracht, was het Hof daartoe ook niet gehouden.
26. Het middel faalt.
27. Het vijfde middel, dat in drie klachten uiteenvalt, komt op tegen de bewezenverklaring en de kwalificatie in zaak B onder 3.
28. In dat verband is door het Hof ten laste van verzoeker bewezenverklaard dat hij:
“Zaak B (parketnummer 13-710076-10):
3:
B:
Op 8 november 2010 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijk toe-eigening heeft weggenomen een scooter van het merk Puch/Piaggio, type Zip, kleur grijs, voorzien van kenteken [AA-00-BB], voorzien van het chassisnummer [001], toebehorende aan [betrokkene 5], waarbij hij, verdachte, en/of zijn mededader die weg te nemen scooter onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak,
en
C: in de periode van 20 november 2010 tot en met 22 november 2010 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een scooter van het merk Aprilia, type Racing SR, voorzien van het kenteken [CC-00-DD], toebehorende aan [betrokkene 6], waarbij hij, verdachte en/of zijn mededader die weg te nemen scooter onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.”
29. De daartoe gebezigde bewijsmiddelen luiden:
Feit 3:
B (Puch/Piaggio, type Zip, [AA-00-BB])
1. Een geschrift, te weten een niet ondertekend proces-verbaal van aangifte van 9 november 2010 van verbalisant [verbalisant 7] [zaaksdossier diefstal bromfiets [a-straat 1], doorgenummerde pagina 40002]
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van [betrokkene 5]:
aangifte van diefstal van een brom/snorfiets
[betrokkene 5]
Pleegplaats [a-straat 1] te Amsterdam
Tijdstip achtergelaten 08-11-2010, 16.45
Tijdstip geconstateerd 08-11-2010, 19.45
Ik heb de scooter op het stuurslot en het remschijfslot gezet op de [a-straat 1], kruising nieuwe Achtergracht. Hierna heb ik hem nog zien staan om 16.45 uur. Toen ik om 19.45 uur weg wilde gaan was de scooter weg.
Merk Piaggio, type Zip, kleur zilver
Kenteken/verz. plaat [AA-00-BB]
Framenummer [002]
2. Een proces-verbaal van bevindingen van 10 januari 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 8] [zaaksdossier diefstal scooter [a-straat 1], doorgenummerde pagina's 60001-60005].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Op 9 november 2010 is er door middel van het internet aangifte van diefstal van een bromfiets op 8 november 2010 voor een woning op de [a-straat 1] te Amsterdam binnengekomen.
Middels een technisch hulpmiddel werd de locatie van de Volkswagen Caddy, voorzien van het kenteken [EE-00-FF] omstreeks de hierboven genoemde diefstal vastgesteld. Opvallend hierbij is dat de Volkswagen Caddy omstreeks 19.36 uur gedurende een periode van 5 minuten zich ophoudt op en rond de [a-straat 1].
299 08-11-2010 19.37 [a-straat 1] Amsterdam
328 08-11-2010 19.41 [a-straat 1] Amsterdam
Middels een technisch hulpmiddel werd de locatie van de Volkswagen Caddy, voorzien van kenteken [EE-00-FF] op 8 november (het hof begrijpt: 2010, omstreeks 21.09 uur vastgesteld. De Volkswagen Caddy is in Delft en begeeft zich voor een periode van 36 minuten op en rondom de Multatuliweg.
272 08-11-2010 21.13 Arthur van Schendelplein Delft
288 08-11-2010 21.16 Multatuliweg Delft
291 08-11-2010 21.17 Arthur van Schendelplein Delft
339 08-11-2010 21.31 Multatuliweg Delft
387 08-11-2010 21.38 Arthur van Schendelplein Delft
394 08-11-2010 21.39 Multatuliweg Delft
3. Een proces-verbaal van 17 november 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 9] en [verbalisant 10] [zaaksdossier Delft, doorgenummerde pagina's 4047-4048].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten of één of meer van hen:
Op 8 november 2010, omstreeks 21.13 uur, kregen wij de informatie dat op of nabij het Arthur van Schendelplein te Delft vermoedelijk een scooter is geplaatst.
Om 22.15 troffen wij, op de openbare weg het Arthur van Schendelplein te Delft een grijze scooter van het merk Piaggio/Puch aan. De scooter was geplaatst met de achterzijde tegen de muur van een flat en niet voorzien van een kentekenplaat.
4. Een proces-verbaal van 12 januari 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 11] [zaaksdossier Delft, doorgenummerde pagina's 7003-7005].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Op 8 november 2010, tussen 16.45 uur en 19.45 uur, werd op de [a-straat 1] te Amsterdam een scooter van het merk Puch/Piaggio, type Zip, kleur grijs, voorzien van kenteken [AA-00-BB] en chassisnummer [001] weggenomen.
Op 8 november 2010 is door het onderzoeksteam in de omgeving van de Lidl supermarkt aan de Multatuliweg te Delft gezocht naar aanwezige scooters. Er werd op het Arthur van Schendelplein te Delft een scooter van het merk Puch, type Zip, kleur grijs aangetroffen.
Bijzonder aan de scooter was dat het contactslot verwijderd was en niet voorzien was van een kentekenplaat. Deze scooter stond met de achterzijde dicht op de muur van een flatgebouw aldaar. Uit onderzoek bleek dat dit de scooter te zijn die op 8 november 2010 tussen 16.45 uur en 19.45 uur op de Roetersstraat te Amsterdam is weggenomen.
Op 23 november 2010 is in de directe omgeving van de Lidl, Multatuliweg te Delft in beslag genomen een scooter van het merk Puch/Piaggio, type Zip, kleur grijs, voorzien van chassisnummer [001] (inclusief slot om het voorwiel).
Op 23 november 2010 te 11.52 uur zijn de verdachten [verdachte] en [medeverdachte 2] te Hoofddorp aangehouden.
Na aankomst op het politiebureau te Amsterdam werd de verdachte [verdachte] onderworpen aan een insluitingsfouillering waarbij onder andere een bosje sleutels werd aangetroffen en inbeslaggenomen. De sleutels werden vervolgens gepast op het slot dat zat om het voorwiel van de gestolen Puch Zip. Uit dit onderzoek bleek een van de sleutels te passen op het slot en dat het slot daarmee geopend en afgesloten kon worden.
5. Een proces-verbaal van 8 maart 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 12] en een bijbehorend geschrift, te weten een uitwerking van een OVC-gesprek van 8 november 2010, 20.24.55 uur [ordner OVC, pagina's ongenummerd, OVC 10-010].
Dit proces-verbaal en dat geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Middels een technische actie werd het mogelijk gemaakt om alle geluiden in een motorvoertuig, zijnde een Volkswagen Caddy, voorzien van het kenteken [EE-00-FF] heimelijk op te nemen. Deze Volkswagen is sinds 23 oktober 2010 tot de inbeslagname op 23 november 2010 in het bezit geweest van de verdachte [verdachte].
Bijlage: gesprek 98
Datum/tijd start gesprek: 8 november 2010, 20.24.55 uur.
20.28
uur: De lokatie van het voertuig is op dit moment de Wibautstraat ter hoogte van de Hofmeyrstraat te Amsterdam.
Om 21.09 uur: Je kan het hier doen bij die andere...ntv...zo daaro.. .ntv.. .kenteken.. .ntv.. .nu omdraaine.. .ntv.. .brommer.. .ntv.. .daaro achter.. .ntv.. .hiero, ja toch.. .ntv...
De locatie van het voertuig is omgeving Multatuliweg Delft
Om 21.10.30 uur wordt de motor van het voertuig uitgezet en is het geluid te horen van het openen en sluiten van deuren.
Om 21.10.58 uur is het geluid van sluitende autoportieren te horen.
NNI: kijken man. We moeten hem echt anders hier achter ook zetten.
NN2: We halen hem daar er uit en zet je hem gewoon hier
Om 21.12.09 uur wordt de motor van het voertuig uitgezet en zegt een van de mannen: "We halen hem snel er uit".
Om 21.12.16 uur is het geluid te horen van het openen en sluiten van autodeuren.
Om 21.12.26 uur is te horen dat er deuren worden geopend. Dit klinkt anders dan wanneer openen en sluiten van de hierboven genoemde autodeur. Het klinkt verder weg. Vervolgens klinkt er gestommel tot 21.12.48 uur.
C. (Aprilia, type Racing)
1. Een geschrift, te weten een afschrift een niet ondertekend proces-verbaal van aangifte met nummer
2010287624 van 22 november 2010 van opsporingsambtenaar [verbalisant 13] [zaaksdossier diefstal bromfiets [b-straat 1], doorgenummerde pagina's 40001-40002].
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van [betrokkene 6]:
Aangifte van diefstal van een brom/snorfiets
Gegevens aangever [betrokkene 6]
Pleegplaats [b-straat 1] Amsterdam
Tijdstip achterlaten 20-11-2010, 17.45
Tijdstip geconstateerd 21-11-2010, 14.15
Omschrijving voorval: de scooter stond aan een lantaarnpaal vast met een kettingslot. Op zaterdagmiddag om kwart voor zes kwam ik thuis en zag mijn scooter nog staan. Op zondagmiddag liep ik uit huis naar de scooter en toen was hij weg..
Merk Aprilia
Type RL
Kenteken/verz. plaat [CC-00-DD]
Framenummer [003]
2. Een proces-verbaal van l0 januari 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 8] [zaaksdossier diefstal bromfiets [b-straat 1], doorgenummerde pagina's 60001-60006].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Op 22 november 2010 is door middel van het internet aangifte gedaan van diefstal van een bromfiets op de [b-straat 1] te Amsterdam tussen 20 november 2010, 17.45 uur en 21 november 2010, 14.15 uur.
Middels een technisch hulpmiddel werd de locatie van de Volkswagen Caddy, voorzien van kenteken [EE-00-FF] omstreeks de hierboven genoemde diefstal vastgesteld. Opvallend is dat de Volkswagen Caddy op 21 november (het hof begrijpt: 2010) tussen 02.12 en 02.22 meermalen in de [b-straat 1] is gereden en zich rondom de [b-straat 1] ophield.
258 21-11-2010 2.15 [b-straat 1] 6 Amsterdam
272 21-11-2010 2.18 [b-straat 1] 60 Amsterdam
295 21-11-2010 2.22 [b-straat 1] 62 Amsterdam
313 21-11-2010 2.24 [b-straat 1] 60 Amsterdam
Middels een technisch hulpmiddel werd de locatie van de Volkswagen Caddy, voorzien van het kenteken [EE-00-FF] op 22 november omstreeks 21.01 vastgesteld. Opvallend hierbij is dat de Volkswagen Caddy op 22 november 2010 meermalen over de Multatuliweg is gereden en rondreed bij de Multatuliweg in Delft. Tevens heeft de Volkswagen Caddy 22 minuten stilgestaan op het Herman Gorterhof.
228 21-11-2010 21.01 Multatuliweg Delft
266 21-11-2010 21.08 Multatuliweg Delft
270 21-11-2010 21.08 Herman Gorterhof 159 Delft
45 22-11.2010 21.30 Herman Gorterhof 159 Delft
3. Een proces-verbaal van 24 november 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 14], X06, X10, X44, X73, X78, X97, XI04, XI08 [zaaksdossier Delft, doorgenummerde pagina's 4033-4038].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten of één of meer van hen:
Op 23 november 2010 hebben wij observatiewerkzaamheden verricht, waarbij de volgende waarnemingen zijn gedaan.
10.52
uur: Door X97 wordt gezien dat [verdachte] en [medeverdachte 2] naar het Arthur van Schendelplein lopen. Door X97 wordt gezien dat [verdachte] zwarte handschoenen aantrekt en vervolgens lopen [verdachte] en [medeverdachte 2] naar een scooter met een grijs zeil erover. Deze scooter staat rechts naast de hoofdingang van de flat van het Arthur Schendelplein.
Door X97 wordt gezien dat [verdachte] het beugelslot van de scooter haalt. Hierna haalt hij het zeil eraf. De scooter is blauw van kleur. Vervolgens loopt [verdachte] weg met de scooter en probeert deze te starten. Vervolgens stapt [verdachte] op als bestuurder en [medeverdachte 2] stapt achterop.
Door X97 wordt gezien dat de scooter geen kentekenplaat heeft.
Door X06 wordt gezien dat [verdachte] en [medeverdachte 2] op de scooter naar de achterzijde van de Lidl rijden.
4. Een proces-verbaal van 26 november 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 15] en [verbalisant 16] [zaaksdossier Delft, doorgenummerde pagina's 4058-4059].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten of één of meer van hen:
Op 23 november 2010, omstreeks 11.01 uur, waren wij in uniform gekleed en belast met noodsurveillance, rijdend in een als zodanig herkenbaar politievoertuig. Wij kregen een melding te gaan naar het Busken Huetpad te Delft, daar zou door een melder onder een zeil een scooter zonder kentekenplaten zijn gezien. Op de opgegeven locatie zagen wij een scooter onder een zeil geparkeerd staan. Wij zagen dat op de achterzijde van de scooter geen kentekenplaat bevestigd was. Wij zagen dat het framenummer weggeslepen was.
5. Een proces-verbaal van verhoor getuige van 24 november 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 5] en [verbalisant 6] [zaaksdossier Delft, doorgenummerde pagina's 4036-4064].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten of één of meer van hen:
Ik ben assistent filiaalmanager van het Lidl filiaal op de Multatuliweg in Delft. Op 23 november 2010, rond 11.00 uur, kreeg ik een tip van een buurjongen die vertelde dat hij twee jongens heeft gezien bij een scooter die achter de winkel stond.
Als je vanuit het magazijndeuren kijkt, dit is het Busken Huetpad, zie je een lantaarnpaal. De scooter stond naast deze lantaarnpaal. Over de scooter zat gedeeltelijk een zeil. Ik heb gezien dat er geen kentekenplaat op de scooter zat.
6. Een proces-verbaal van 2 januari 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 17] en [verbalisant 18] [zaaksdossier Delft, doorgenummerde pagina's 7001-7002].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten of één of meer van hen:
Op verzoek van collega [verbalisant 11] hebben wij een onderzoek ingesteld naar de juiste identiteit van een scooter voorzien van SIN: [004]. Deze scooter was van het merk Aprilia, type SR, kleur blauw. Daar waar het Voertuig Identificatie Nummer (VIN) behoort te zijn aangebracht was het oorspronkelijke VIN weggeslepen. Tijdens het onderzoek naar de identiteit van het motorblok troffen wij op de plaats waar het motornummer behoort te
zijn aangebracht, het platte vlak aan de linker achterzijde van het motorblok, het volgende nummer aan: [005].
Volgens informatie van de Unit Coördinatie van het Korps Landelijke Politiediensten behoort het motornummer [005] bij een snorscooter, merk Aprilia, type SR met [006], waarvoor in Nederland het kenteken [CC-00-DD] is afgegeven.
Deze scooter staat sinds 22-11-2010 gesignaleerd als gestolen voor de Regiopolitie Amsterdam-Amstelland met als proces-verbaalnummer 2010287624.
Nadere bewijsoverweging
Het hof stelt vast dat uit peilbakengegevens is gebleken dat verdachtes auto op het moment van voornoemde diefstallen op of in de directe nabijheid van de plaats delict is geweest. Bovendien werden de voornoemde brommers relatief kort daarna aangetroffen in de omgeving van de Multatuliweg te Delft, terwijl volgens de peilbakengegevens verdachtes auto zich toen en daar heeft begeven.
De verdachte heeft zich ten aanzien van deze sterk belastende feiten en omstandigheden op zijn zwijgrecht
beroepen en derhalve geen verklaring gegeven voor het bezit van die bromfietsen kort na het moment dat deze waren weggenomen. Bij die stand van zaken moet aan het voorhanden hebben voor het bewijs de conclusie worden verbonden dat het de verdachte is geweest die de bromfiets heeft weggenomen.
Bewijsoverweging
De hiervoor vermelde bewijsmiddelen zijn - ook in hun onderdelen - telkens gebezigd tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben en, voor zover het een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5° van het Wetboek van Strafvordering betreft, telkens slechts gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.”
30. De eerste klacht luidt dat uit ’s Hofs bewijsvoering niet kan worden afgeleid dat de scooter is weggenomen door verzoeker. De tweede klacht houdt in dat de bewezenverklaring van braak ontoereikend is gemotiveerd.
31. Met verwijzing naar de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen meen ik dat beide klachten het beoogde doel missen.
32. De derde klacht keert zich tegen de kwalificatie van feit 3 in zaak B (zie hierboven onder 1), nu het Hof met betrekking tot dit feit heeft vrijgesproken van het bestanddeel “tezamen en in vereniging met een ander”.
33. Voor zover de derde klacht zich richt tegen zaak B feit 3C mist zij feitelijke grondslag. Voor zover zij het oog heeft op zaak B feit 3B heeft de steller van het middel in die zin een punt, dat in de bewezenverklaring van dat feit het onderdeel “tezamen en in vereniging met een ander” ontbreekt. Gelet evenwel op de inhoud van de bewijsmiddelen en het vervolg in die bewezenverklaring – inhoudend: “waarbij hij, verdachte en/of zijn mededader die weg te nemen scooter onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak” – ga ik er vanuit dat het Hof per abuis de zinsnede “tezamen en in vereniging met een ander” heeft gestreept. Aldus mankeert er niets aan de kwalificatie en mist de klacht evenals de twee andere klachten feitelijke grondslag. Indien de Hoge Raad daar anders tegenaan kijkt, kan hij zelf de kwalificatie verbeteren. Ook in dat geval treft de klacht geen doel.
34. Het middel faalt.
35. Het zesde middel klaagt dat de inzendtermijn in cassatie is overschreden, hetgeen tot strafvermindering zou moeten leiden.
36. Namens verzoeker is op 12 juni 2013 beroep in cassatie ingesteld. De stukken van het geding zijn op 13 februari 2014 bij de Hoge Raad binnengekomen. Dat brengt met zich dat de inzendtermijn van zes maanden5.met ongeveer twee maanden is overschreden. Nu deze overschrijding van de inzendtermijn niet meer door een voortvarende behandeling van de zaak kan worden gecompenseerd, dient dit te leiden tot strafvermindering. Dit punt kan echter onbesproken blijven indien de Hoge Raad met mij van oordeel is dat het bestreden arrest om een andere reden niet in stand kan blijven en de zaak dient te worden teruggewezen.
37. Het eerste, het tweede, het derde, het vierde en het vijfde middel falen. Naar mijn inzicht kunnen het tweede tot en met vijfde middel worden afgedaan met de aan art. 81 RO ontleende motivering.
38. Andere gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
39. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, doch uitsluitend voor wat betreft de bewezenverklaring van het in zaak A onder 1 primair (zaaksdossier Vianen) (telkens) tenlastegelegde ‘richten van een vuurwapen, althans een sterk op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op klanten en medewerkers van de voornoemde Aldi’ en voor wat betreft de strafoplegging, tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof teneinde in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 26‑08‑2014
HR 1 februari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO5831.
De rechtbank verwijst daarvoor in voetnoot 10 naar de processen-verbaal van verhoor getuigen (zaaksdossier Vianen, p. 50004, 50006 en 5015).
De geldwaardetransporteur van G4S buiten beschouwing latend.
Verzoeker verblijft in voorlopige hechtenis.