Besluit implementatie kapitaalakkoord Bazel 2
Artikel XI
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2007
- Bronpublicatie:
11-12-2006, Stb. 2006, 662 (uitgifte: 20-12-2006, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2007
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-12-2006, Stb. 2006, 664 (uitgifte: 01-01-2006, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Ondernemingsrecht / Economische ordening
1.
De Nederlandsche Bank kan tot 1 januari 2012 op verzoek toestaan dat een beleggingsonderneming waarop artikel 62a van het Besluit prudentiële regels Wft niet van toepassing is, niet voldoet aan artikel 60, eerste lid, onderdeel d, van dat koninklijk besluit indien:
- a.
de handelsportefeuille niet op enig moment meer bedraagt dan € 50 miljoen; en
- b.
het gemiddeld aantal relevante werknemers over het boekjaar niet meer bedraagt dan honderd.
2.
De beleggingsonderneming, bedoeld in het eerste lid, beschikt in plaats van het bedrag, bedoeld in artikel 60, eerste lid, onderdeel d, van het Besluit prudentiële regels Wft over een bedrag dat ten minste gelijk is aan 12/88 van het hoogste van de volgende bedragen:
- a.
de som van de bedragen, bedoeld in artikel 60, eerste lid, onderdelen a tot en met c, van het Besluit prudentiële regels Wft;
- b.
het bedrag, bedoeld in artikel 60, derde lid, van het Besluit prudentiële regels Wft.
3.
De beleggingsonderneming verhoogt ten minste jaarlijks het bedrag waarover zij beschikt, zodat zij uiterlijk per 31 december 2011 beschikt over het bedrag, vereist op grond van artikel 60, eerste lid, onderdeel d, van het Besluit prudentiële regels Wft.
4.
De toepassing van het eerste tot en met derde lid leidt niet tot een verlaging van de minimumomvang van het toetsingsvermogen zoals dat gold voor het tijdstip van inwerkingtreding van het Besluit prudentiële regels Wft, tenzij die verlaging een gevolg is van vermindering van de activiteiten waarover toetsingsvermogen wordt aangehouden.