NJ 2017/196
Omgangsondertoezichtstelling; art. 1:255 lid 1 BW; terughoudende maatstaf; hoge motiveringseisen.
HR 21-04-2017, ECLI:NL:HR:2017:766
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
21 april 2017
- Magistraten
Mrs. A.M.J. van Buchem-Spapens, M.V. Polak, M.J. Kroeze
- Zaaknummer
16/05779
- Conclusie
plv. P-G mr. F.F. Langemeijer
- Noot
Red. Aant.
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS124326:1
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Algemeen
Personen- en familierecht / Gezag en omgang
Personen- en familierecht / Kinderbescherming
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2017:766, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 21‑04‑2017
ECLI:NL:PHR:2017:76, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 10‑02‑2017
Beroepschrift, Hoge Raad, 30‑11‑2016
- Wetingang
Art. 1:254 (oud), 1:255 BW
Essentie
Omgangsondertoezichtstelling; art. 1:255 lid 1 BW; terughoudende maatstaf; hoge motiveringseisen.
Met ingang van 1 januari 2015 is de wettelijke regeling inzake de ondertoezichtstelling gewijzigd. De vraag of de maatregel van een ‘omgangsondertoezichtstelling’ kan worden opgelegd, moet thans worden beantwoord met inachtneming van de in art. 1:255 lid 1 BW gestelde eisen. Daarbij komt echter onverminderd betekenis toe aan de maatstaf die in de rechtspraak van de Hoge Raad is ontwikkeld in verband met het tot 1 januari 2015 geldende art. 1:254 (oud) BW. In deze rechtspraak is geoordeeld dat niet uitgesloten is dat het ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.