Einde inhoudsopgave
Richtsnoeren voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden
1.1.11 Steun voor samenwerking in de landbouwsector
Geldend
Geldend vanaf 05-03-2024
- Redactionele toelichting
De datum van afkondiging is de datum van het Publicatieblad.
- Bronpublicatie:
05-03-2024, PbEU C 2024, C/2024/1902 (uitgifte: 05-03-2024, regelingnummer: C/2024/1902)
- Inwerkingtreding
05-03-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-03-2024, PbEU C 2024, C/2024/1902 (uitgifte: 05-03-2024, regelingnummer: C/2024/1902)
- Vakgebied(en)
Staatssteun (V)
(306)
De Commissie zal steun voor samenwerking in de landbouwsector aanmerken als verenigbaar met de interne markt op grond van artikel 107, lid 3, punt c), van het Verdrag als die steun in overeenstemming is met deel I, hoofdstuk 3, van deze richtsnoeren en met de in deze afdeling vermelde voorwaarden.
(307)
Deze afdeling is van toepassing op de hele landbouwsector zoals gedefinieerd in punt (33)9.
(308)
Steun in het kader van deze afdeling mag niet worden verleend voor samenwerking waarbij uitsluitend onderzoeksinstellingen zijn betrokken.
(309)
De steun mag alleen worden toegekend ter bevordering van samenwerking die bijdraagt aan de verwezenlijking van een of meer van de doelstellingen van artikel 6, lid 1, van Verordening (EU) 2021/2115.
(310)
De steun moet worden verleend om vormen van samenwerking te bevorderen waarbij ten minste twee actoren betrokken zijn, die niet noodzakelijk in de landbouwsector actief hoeven te zijn, maar waarbij de samenwerking vooral ten goede komt aan de landbouwsector, en met name:
- a)
samenwerking tussen verschillende ondernemingen in de landbouwsector, de voedselketen en andere actoren die actief zijn in de landbouwsector, die bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen en prioriteiten van het plattelandsontwikkelingsbeleid, met inbegrip van producentengroeperingen, coöperaties en brancheorganisaties;
- b)
de oprichting van clusters en netwerken;
- c)
bedrijfsopvolging, met name voor generatievernieuwing op het landbouwbedrijf (er mag alleen steun worden verstrekt aan landbouwers die de pensioenleeftijd, zoals die door de betrokken lidstaat volgens zijn nationale wetgeving is bepaald, hebben bereikt of uiterlijk aan het einde van de verrichting zullen bereiken).
(311)
De steun mag met name worden verleend voor samenwerking bij de volgende activiteiten:
- a)
proefprojecten;
- b)
de ontwikkeling van nieuwe producten, praktijken, procedés en technologieën in de landbouwsector en de levensmiddelensector, maar alleen voor zover het daarbij om landbouwproducten gaat;
- c)
samenwerking tussen kleinschalige marktdeelnemers in de landbouwsector met als doel gezamenlijke werkprocedés op te zetten en voorzieningen en middelen te delen;
- d)
horizontale en verticale samenwerking tussen actoren in de toeleveringsketen met het oog op de oprichting en ontwikkeling van korte toeleveringsketens en lokale markten;
- e)
afzetbevorderingsactiviteiten in een lokale context met het oog op de ontwikkeling van korte toeleveringsketens en lokale markten;
- f)
collectieve actie met het oog op klimaatmitigatie en -adaptatie;
- g)
gezamenlijke benaderingen van milieuprojecten en gangbare milieupraktijken, met inbegrip van efficiënt waterbeheer, het gebruik van hernieuwbare energie (1) en de instandhouding van agrarische landschappen;
- h)
horizontale en verticale samenwerking tussen actoren in de toeleveringsketen met het oog op duurzame levering van biomassa voor gebruik in de voedselproductie, mits het resultaat een landbouwproduct is, en in de productie van energie voor eigen gebruik;
- i)
de uitvoering, met name door andere dan de in artikel 31, lid 2, punt b), van Verordening (EU) 2021/1060 omschreven groepen publieke en private partners, van andere dan de in artikel 32 van Verordening (EU) 2021/1060 omschreven strategieën voor lokale ontwikkeling;
- j)
andere vormen van samenwerking.
(312)
De steun mag alleen worden verleend voor nieuwe samenwerkingsvormen, met inbegrip van bestaande samenwerkingsvormen indien een nieuwe activiteit wordt opgestart.
(313)
Steun voor de oprichting en ontwikkeling van korte toeleveringsketens, als bedoeld in punt (311), d) en e), mag slechts betrekking hebben op toeleveringsketens waarbij er tussen de landbouwer en de consument hoogstens één intermediair is.
(314)
De samenwerking moet aan de toepasselijke regels en vereisten voldoen, zoals omschreven in de desbetreffende afdeling van deze richtsnoeren.
In aanmerking komende kosten
(315)
De steun dekt de volgende in aanmerking komende kosten, voor zover zij betrekking hebben op landbouwactiviteiten:
- a)
kosten van studies van het betrokken gebied, kosten van haalbaarheidsstudies en kosten van het opstellen van een bedrijfsplan of een andere dan de in artikel 32 van Verordening (EU) 2021/1060 bedoelde strategie voor lokale ontwikkeling;
- b)
met de samenwerking gepaard gaande werkingskosten, zoals het salaris van een ‘coördinator’;
- c)
kosten van uit te voeren verrichtingen;
- d)
kosten van afzetbevorderingsactiviteiten.
(316)
De steun mag gedurende ten hoogste zeven jaar worden verleend. In naar behoren gemotiveerde gevallen mag de steun voor een langere periode worden verleend met het oog op de in punt (311), i), bedoelde activiteiten en voor collectieve milieu- en klimaatacties om de specifieke milieu- en klimaatgerelateerde doelstellingen van artikel 6, lid 1, punten d), e) en f), van Verordening (EU) 2021/2115 te bereiken.
Steunintensiteit
(317)
De steunintensiteit mag ten hoogste 100 % van de in aanmerking komende kosten bedragen.
(318)
Bij in punt (315), c), bedoelde verrichtingen die uit investeringen bestaan, moet de steun beperkt blijven tot de maximale steunintensiteit voor investeringssteun, als nader bepaald in de desbetreffende afdeling inzake investeringssteun.
Voetnoten
Dit betreft samenwerking op het gebied van de productie, op het landbouwbedrijf, van energie uit hernieuwbare bronnen of van biobrandstoffen, mits wordt voldaan aan de voorwaarden van deel II, afdeling 1.1.1.1.