NJB 2024/323
Ontnemingsprocedure, gevoegde zaken en gijzeling, art. 511b e.v. Sv: de ontnemingsprocedure vormt niet een op zichzelf staande procedure, maar kan slechts worden ingesteld als een voortzetting (‘sequeel’) van een strafvervolging. Als een strafzaak waarin feiten zijn gevoegd de aanleiding vormt voor een ontnemingsvordering, ligt het in de rede dat de betreffende feiten ook in één ontnemingszaak aan de orde worden gesteld. Als de rechter op grond van art. 36e lid 11 Sr bij de oplegging van de ontnemingsmaatregel de duur van de gijzeling bepaalt die ten hoogste kan worden gevorderd, beloopt die duur ook in zo’n geval ten hoogste drie jaren, waarbij in deze zaak geldt dat onder een jaar 360 dagen moet worden verstaan. Dit maximum geldt ook als de uit de gevoegde strafzaak voortkomende ontnemingsvorderingen – zoals in in casu – niet in één ontnemingszaak aan de orde zijn gesteld.
HR 23-01-2024, ECLI:NL:HR:2024:42
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
23 januari 2024
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, T. Kooijmans, C.N. Dalebout
- Zaaknummer
22/00007 P
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2024:42, Uitspraak, Hoge Raad, 23‑01‑2024
ECLI:NL:PHR:2023:1080, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 28‑11‑2023
Beroepschrift, Hoge Raad, 04‑10‑2022
- Wetingang
Essentie
Ontnemingsprocedure, gevoegde zaken en gijzeling, art. 511b e.v. Sv: de ontnemingsprocedure vormt niet een op zichzelf staande procedure, maar kan slechts worden ingesteld als een voortzetting (‘sequeel’) van een strafvervolging. Als een strafzaak waarin feiten zijn gevoegd de aanleiding vormt voor een ontnemingsvordering, ligt het in de rede dat de betreffende feiten ook in één ontnemingszaak aan de orde worden gesteld. Als de rechter op grond van art. 36e lid 11 Sr bij de oplegging van de ontnemingsmaatregel de duur van de gijzeling bepaalt die ten hoogste kan worden gevorderd, beloopt die duur ook in ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.