NJ 2013/114
Falende bewijsklacht ter zake van opzettelijk aanwezig hebben van GHB.
HR 05-02-2013, ECLI:NL:HR:2013:BY9993
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
5 februari 2013
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, B.C. de Savornin Lohman en N. Jörg
- Zaaknummer
12/01234
- Conclusie
A-G mr. W.H. Vellinga
- LJN
BY9993
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Opiumwet
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Gezondheidsrecht / Bijzondere onderwerpen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2013:BY9993, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 05‑02‑2013
ECLI:NL:PHR:2013:BY9993, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 04‑12‑2012
Beroepschrift, Hoge Raad, 07‑05‑2012
- Wetingang
Opiumwet art. 3 onder C, 11 lid 2
Essentie
Uitgaande van de algemene ervaringsregel dat de eigenares van een tas als de onderhavige, waarin zich behalve een flesje met de in de bewezenverklaring bedoelde GHB, ook een aantal vrouwenartikelen, een gedeeltelijk verbruikte strip anticonceptiepillen en een ten haren name gestelde identiteitskaart bevonden, bekend pleegt te zijn met de inhoud van die tas, heeft het hof uit de gebezigde bewijsmiddelen kunnen afleiden dat zij het flesje met GHB opzettelijk aanwezig heeft gehad. De overwegingen van het hof moeten aldus worden verstaan dat het Hof heeft geoordeeld dat de verklaringen van de verdachte en de eigenaar van de auto waar ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.