Einde inhoudsopgave
Burgerlijk Wetboek BES Boek 7A
Artikel 1603i
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2021
- Bronpublicatie:
19-04-2017, Stb. 2017, 189 (uitgifte: 12-05-2017, kamerstukken: 34523)
- Inwerkingtreding
01-04-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-03-2021, Stb. 2021, 163 (uitgifte: 31-03-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
1.
Voor de vordering van de huurder tot vermindering van de huurprijs op grond van artikel 1574 geldt een met inachtneming van de volgende leden toe te passen vervaltermijn van zes maanden na de aanvang van de dag volgend op die waarop de huurder van het gebrek kennis heeft gegeven aan de verhuurder.
2.
Is de vordering van de huurder gegrond op een tekortkoming die krachtens artikel 1569 als een gebrek heeft te gelden, dan kan de huurder, in plaats van zijn vordering binnen de in lid 1 bedoelde termijn bij de rechter in te stellen, binnen zes maanden na de aanvang van de dag volgend op die waarop de huurder van het gebrek heeft kennis gegeven aan de verhuurder, de huurcommissie verzoeken over de vermindering uitspraak te doen overeenkomstig de in artikel 1.15, tweede lid, van de Wet maatregelen huurwoningmarkt Caribisch Nederland bedoelde eilandsverordening. De huurder kan eerst een verzoek tot de huurcommissie richten, indien de verhuurder niet binnen zes weken na de aanvang van de dag volgend op die waarop de huurder van het gebrek kennis heeft gegeven aan de verhuurder, het gebrek heeft verholpen.
3.
Na het verstrijken van de in de voorgaande leden bedoelde termijn van zes maanden kan, voor wat het verleden betreft, geen huurvermindering worden verlangd over een langere periode dan zes maanden, voorafgaande aan het instellen van de vordering of het indienen van het verzoek.