Einde inhoudsopgave
Faillissementswet
Artikel 8 [Hoger beroep en verzet schuldenaar tegen faillietverklaring]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2019
- Bronpublicatie:
27-06-2018, Stb. 2018, 299 (uitgifte: 07-09-2018, kamerstukken: 34740)
- Inwerkingtreding
01-01-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
28-09-2018, Stb. 2018, 348 (uitgifte: 15-10-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Faillissement
1.
De schuldenaar, die in staat van faillissement is verklaard, nadat hij op de aanvraag tot faillietverklaring is gehoord, heeft gedurende acht dagen, na de dag der uitspraak, recht van hoger beroep.
2.
Zo hij niet is gehoord, heeft hij gedurende veertien dagen, na de dag der uitspraak, recht van verzet. Indien hij tijdens de uitspraak zich niet binnen het Rijk in Europa bevindt, wordt die termijn verlengd tot een maand.
3.
Van het vonnis, op het verzet gewezen, kan hij gedurende acht dagen, na de dag der uitspraak, in hoger beroep komen.
4.
Het verzet of hoger beroep wordt ingesteld door indiening van een verzoek ter griffie van het rechtscollege, dat van de zaak kennis moet nemen. De voorzitter bepaalt terstond dag en uur voor de behandeling.
5.
De schuldenaar, de schuldeiser die het faillissement heeft verzocht, en, in geval van verzet, de curator, worden opgeroepen op de wijze bepaald in de artikelen 271 tot en met 277 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
6.
De behandeling geschiedt op de wijze bij artikel 4 voorgeschreven.