Rb. Midden-Nederland, 02-01-2019, nr. 6875690
ECLI:NL:RBMNE:2019:66
- Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
- Datum
02-01-2019
- Zaaknummer
6875690
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBMNE:2019:66, Uitspraak, Rechtbank Midden-Nederland, 02‑01‑2019; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 02‑01‑2019
Inhoudsindicatie
Huurrecht. Geen recht op verhuiskostenvergoeding. Werkzaamheden aan flat zijn voornamelijk aan te merken als groot onderhoud. Er is bovendien geen verhuizing omdat huurders in een logeerwoning kunnen verblijven.
Partij(en)
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 6875690 UC EXPL 18-5068 JW/1350
Vonnis van 2 januari 2019
inzake
1. [eiser sub 1] ,
wonende te [woonplaats]
2. [eiser sub 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen: [eiser sub 1] en [eiser sub 2] ,
eisende partij,
gemachtigde: D.A.S. Ned.Rechtsbijstand Verz.mij. N.V.,
tegen:
de stichting
Stichting Mitros, handelende onder de naam Qlinker,
gevestigd te Utrecht,
verder ook te noemen: Mitros,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. F.J. Ringnalda.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord;
- het proces-verbaal van de zitting van 18 december 2018.
2. Het geschil en de beoordeling
2.1.
[eiser sub 1] en [eiser sub 2] huren van Mitros de woonruimte aan de [adres] in [woonplaats] .
2.2.
In het complex waar de woonruimte deel van uitmaakt vindt groot onderhoud en renovatie plaats.
2.3.
In een brief van 6 maart 2018 heeft Mitros aan [eiser sub 1] en [eiser sub 2] geschreven dat meer dan 70% van de bewoners akkoord is gegaan met de renovatievoorstellen. In artikel 7:220 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) staat dat een renovatievoorstel in zo’n geval vermoed wordt redelijk te zijn. Als een huurder die niet akkoord is gegaan met het voorstel het daar niet mee eens is, kan hij binnen acht weken een beslissing vragen van de rechter over de redelijkheid van het voorstel.
Tijdig het oordeel van de kantonrechter gevraagd?
2.4.
De eerste vraag is of [eiser sub 1] en [eiser sub 2] op tijd aan de kantonrechter hebben gevraagd of het renovatievoorstel redelijk is voor hen. De dagvaarding van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] is op 30 april 2018 betekend aan Mitros. Dat is dus binnen de periode van acht weken die genoemd is in artikel 7:220 BW. Aan het einde van de dagvaarding (waar de eisen van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] staan vermeld) is niet opgenomen dat [eiser sub 1] en [eiser sub 2] vragen om te bepalen dat het voorstel van Mitros voor hen niet redelijk is. Mitros heeft daar in haar conclusie van antwoord op gewezen. Daarna hebben [eiser sub 1] en [eiser sub 2] op 11 december 2018 een akte toegestuurd waarin zij hun eis alsnog hebben aangevuld met een eis voor recht te verklaren dat het renovatievoorstel onredelijk is. Volgens Mitros zijn zij daarmee te laat.
2.5.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de dagvaarding voldoende duidelijk is geworden dat [eiser sub 1] en [eiser sub 2] hebben bedoeld om de redelijkheid van het voorstel van Mitros ter beoordeling aan de kantonrechter voor te leggen. Op bladzijde 5 van de dagvaarding staat namelijk:
“7.
Bij schrijven van 6 maart 2018 (productie 3) heeft gedaagde aan huurders vervolgens kenbaar gemaakt dat meer dan 70% van de bewoners akkoord zou zijn gegaan met de renovatie voorstellen. Voor die bewoners die niet hebben ingestemd geldt dat zij binnen 8 weken nadat de verhuurder schriftelijk hen in kennis heeft gesteld van het feit dat 70% of meer van de huurder heeft ingestemd met het renovatie voorstel, een beslissing in rechte kunnen vorderen over de redelijkheid van het renovatievoorstel.
8. Huurder vinden het voorstel dat de verhuurder doet niet redelijk.”
En op bladzijde 7 staat:
“11.
Op grond van het vorenstaande zijn huurders dan ook de mening toegedaan dat hetgeen gedaagde biedt aan maatregelen om de overlast te beperken verre van voldoende is. Het renovatievoorstel is in de ogen van huurders dan ook niet redelijk.”
Dit moet Mitros dan ook duidelijk zijn geweest. Mitros is daarom niet in haar belangen geschaad doordat [eiser sub 1] en [eiser sub 2] pas op 11 december 2018 een nadere akte hebben ingediend, waarin zij ook in hun eis hebben gevraagd om te bepalen dat het voorstel onredelijk is. De kantonrechter zal daarom inhoudelijk ingaan op de eis van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] om te beoordelen of het renovatievoorstel onredelijk is tegenover hen.
De redelijkheid van het renovatievoorstel
2.6.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat het [eiser sub 1] en [eiser sub 2] er niet om te doen is om de werkzaamheden in hun huis tegen te houden. Het gaat [eiser sub 1] en [eiser sub 2] er om om een redelijke vergoeding te krijgen voor verhuis- en inrichtingskosten. Die eis is gebaseerd op artikel 7:220 lid 5 BW. Voor het instellen van zo’n eis is niet vereist dat moet worden vastgesteld dat het renovatieplan onredelijk is tegenover [eiser sub 1] en [eiser sub 2] . [eiser sub 1] en [eiser sub 2] hebben geen andere reden aangevoerd waarom zij een uitspraak willen over de redelijkheid van het renovatievoorstel. Daarom is niet gebleken dat zij belang hebben bij een uitspraak daarover. Hun eis zal dan ook worden afgewezen.
Verhuiskostenvergoeding
2.7.
[eiser sub 1] en [eiser sub 2] vragen een vergoeding voor de kosten van verhuizing en inrichting van € 5.993,00. Zoals hiervoor al is geschreven, is die eis gebaseerd op artikel 7:220 lid 5 BW. In artikel 7:220 BW wordt een onderscheid gemaakt tussen dringende werkzaamheden en renovatiewerkzaamheden. Voor dringende werkzaamheden en renovatiewerkzaamheden gelden andere regels. Uit de wet en een uitspraak van de Hoge Raad van 22 april 2016 (vindplaats: ECLI:NL:HR:2016:726) blijkt dat een verhuiskostenvergoeding alleen kan worden gevraagd als de renovatiewerkzaamheden een verhuizing noodzakelijk maken. Om te kunnen beoordelen of [eiser sub 1] en [eiser sub 2] recht op een verhuiskostenvergoeding hebben, moet dus allereerst gekeken worden welke werkzaamheden aan het huis van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] renovatiewerkzaamheden zijn.
2.8.
Mr. Timmermans heeft hierover tijdens de mondelinge behandeling gezegd dat de volgende werkzaamheden volgens [eiser sub 1] en [eiser sub 2] als renovatiewerkzaamheden moeten worden beschouwd:
- -
het vervangen van de geveldelen met kozijnen en ramen;
- -
het vervangen van de keuken;
- -
het vervangen van de badkamer;
- -
het vervangen van de WC;
- -
het vervangen van de radiatoren;
- -
het vervangen van balkonbalustrades.
2.9.
De kantonrechter is (net als Mitros) van oordeel dat het vervangen van de keuken, badkamer, WC, radiatoren en de balkonbalustrade groot onderhoud is. Het gaat namelijk om het vervangen van (dezelfde) voorzieningen. Niet gebleken is dat deze voorzieningen zullen worden uitgebreid en er daardoor na de vervanging sprake is van meer functionaliteiten. Er is dus ook geen sprake van extra woongenot na het vervangen van keuken, badkamer, WC, de radiatoren en de balkonbalustrade.
2.10.
Voor wat betreft de geveldelen met kozijnen/ramen is de kantonrechter het met Mitros eens dat het vervangen van de ruiten door isolatieglas te zien is als renovatie. De nieuwe ramen zullen namelijk beter isoleren. Dit is het enige onderdeel dat de kantonrechter als renovatie ziet. Mitros heeft toegelicht dat het vervangen van de geveldelen (met daarin de kozijnen en de ruiten) in één dag zal gebeuren. Het is daarom niet nodig hiervoor te verhuizen. Omdat er geen andere onderdelen van de werkzaamheden te zien zijn als renovatiewerkzaamheden, is de conclusie dat de renovatiewerkzaamheden het niet noodzakelijk maken om te verhuizen. Om die reden kan de verhuiskostenvergoeding niet worden toegewezen.
Logeerwoning
2.11.
Er is nog een andere reden waarom de verhuiskostenvergoeding niet kan worden toegewezen. Mitros heeft [eiser sub 1] en [eiser sub 2] een tijdelijke logeerwoning aangeboden. Eerst heeft Mitros die logeerwoning aangeboden voor twee weken, maar inmiddels heeft Mitros [eiser sub 1] en [eiser sub 2] die logeerwoning aangeboden voor de duur van zes weken. In die logeerwoning staan meubels. Het is daarom voor [eiser sub 1] en [eiser sub 2] niet nodig om te verhuizen met al hun spullen. Zij kunnen hun eigen huis tijdelijk verlaten. In hun eigen huis moeten wat meubels worden verschoven, maar voor de rest hoeft er aan het huis niets gedaan te worden. Ook om die reden kan geen verhuiskostenvergoeding worden toegewezen: er is namelijk geen sprake van een verhuizing.
2.12.
[eiser sub 1] en [eiser sub 2] hebben in hun dagvaarding nog geëist dat Mitros wordt veroordeeld om hen voor langer dan twee weken een logeerwoning ter beschikking te stellen. Deze eis zal worden afgewezen. Allereerst hebben [eiser sub 1] en [eiser sub 2] niet onderbouwd welke wettelijke grondslag deze vordering heeft. Daarnaast heeft Mitros [eiser sub 1] en [eiser sub 2] intussen voor zes weken een logeerwoning ter beschikking gesteld. [eiser sub 1] en [eiser sub 2] hebben daardoor geen belang meer bij deze vordering.
Conclusie en proceskostenvergoeding
2.13.
Alles wat hiervoor staat leidt tot de conclusie dat de eisen van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] zullen worden afgewezen.
2.14.
[eiser sub 1] en [eiser sub 2] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Mitros worden begroot op:
- salaris gemachtigde € 600,00 (2 punten x tarief € 300,00)
Totaal € 600,00
3. De beslissing
De kantonrechter:
3.1.
wijst de vorderingen af;
3.2.
veroordeelt [eiser sub 1] en [eiser sub 2] hoofdelijk, in die zin, dat wanneer de een betaalt, de ander tot de hoogte van die betaling zal zijn bevrijd, tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Mitros, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 600,00 aan salaris gemachtigde;
3.3.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Wagenaar, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 2 januari 2019.
Type: JW (1350)
Coll: DvS (30361)