Rb. Den Haag, 13-12-2022, nr. 9704078 \ RL EXPL 22-3320
ECLI:NL:RBDHA:2022:15140
- Instantie
Rechtbank Den Haag
- Datum
13-12-2022
- Zaaknummer
9704078 \ RL EXPL 22-3320
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBDHA:2022:15140, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 13‑12‑2022; (Eerste aanleg - enkelvoudig, Verstek)
Uitspraak 13‑12‑2022
Inhoudsindicatie
waarschuwing voor verkeerde bestelknop, toetsing informatieplichten, overeenkomst met consument
Partij(en)
Rechtbank DEN HAAG
Zittingsplaats ‘s-Gravenhage
rp/a
Zaaknummer 9704078 \ RL EXPL 22-3320
Extern kenmerk: 2225327
Datum: 13 december 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap Arvato Finance B.V. handelend onder de naam Afterpay,
gevestigd te Heerenveen,
eisende partij,
gemachtigde: Bosveld Incasso en Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij.
1. Verloop van de procedure
1.1.
Bij tussenvonnis van 19 juli 2022 waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd, is verstek verleend tegen gedaagde partij en is eisende partij in de gelegenheid gesteld een nadere toelichting te geven ten aanzien van de kredietwaardigheidstoets en de (pre)contractuele informatieverplichtingen.
1.2.
Eisende partij heeft op de rol van 9 augustus 2022 een akte met producties genomen. Vervolgens is een datum voor vonnis bepaald.
2. Verdere beoordeling
2.1.
In het voornoemde tussenvonnis heeft de kantonrechter overwogen dat de tussen partijen gesloten kredietovereenkomst gekwalificeerd dient te worden als een kredietovereenkomst waarop titel 7:2A van het Burgerlijk Wetboek (BW) van toepassing is. Voorts heeft de kantonrechter overwogen dat eisende partij niet aan de geldende verplichtingen in die titel heeft voldaan, zodat de kantonrechter voorlopig van oordeel is dat de kredietovereenkomst dient te worden vernietigd. Eisende partij is in de gelegenheid gesteld zich daarover uit te laten.
2.2.
Eiseres voert bij voornoemde akte aan dat gedaagde voldoende is geïnformeerd om een weloverwogen keuze te maken met betrekking tot de aan te kopen producten en de betaalwijze. Gedaagde heeft de bestelling behouden en dient daar dan ook voor te betalen. De mogelijkheid om achteraf te betalen, zoals door de rechtsvoorgangster is aangeboden, ligt in lijn met de wettelijke bepalingen omtrent koop en met de bescherming van de consument, zoals de ACM deze voor ogen heeft. Er zijn bovendien al diverse rechtbanken die in zaken als de onderhavige hebben beslist dat geen sprake is van een krediet. Uit de stukken volgt, aldus eiseres, dat de rechtsvoorgangster enkel de hoofdsom in rekening heeft gebracht en geen kosten. Eventueel door de webshop (verkoper) in rekening gebrachte betaalkosten zijn in absolute en relatieve zin onbetekenend. De werkwijze van de rechtsvoorgangster is tot slot vergelijkbaar met die van factoringmaatschappijen, zodat het maatschappelijk onwenselijk is de rechtsvoorgangster als kredietverstrekker aan te duiden. Te meer, nu partijen nimmer bedoeld hebben een kredietovereenkomst te sluiten. Voor zover tot vernietiging wordt overgegaan vraagt eiseres aan de kantonrechter een evenredige sanctie toe te passen.
2.3.
De kantonrechter overweegt dat de stellingen van eisende partij niet tot een ander oordeel leiden ten aanzien van de vernietigbaarheid van de kredietovereenkomst. De stelling van eisende partij dat op grond van de algemene voorwaarden bij te late betaling alleen wettelijke incassokosten in rekening worden gebracht, blijkt niet uit de bedongen voorwaarden. De in artikel 6.3 van die voorwaarden bedongen kosten, waar eisende partij in haar akte naar verwijst, betreffen de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten met een minimum van € 40,00. Zoals reeds bij tussenvonnis is overwogen heeft eisende partij echter in artikel 6.2 van haar algemene voorwaarden ook administratiekosten bedongen bij te late betaling. Deze kosten zijn niet gespecificeerd en er is ook geen maximumbedrag bedongen. Deze kosten afzonderlijk en ook samen met de verder door eisende partij in rekening gebrachte kosten om van de diensten van eisende partij gebruik te mogen maken, kwalificeert de kantonrechter als kosten van het krediet.
2.4.
Bij vernietiging van de overeenkomst moet ingevolge artikel 3:53 jo. 6:203 BW gedaagde partij in beginsel het geleende geld aan eisende partij terugbetalen (zonder rente en kosten) en moet eisende partij de al betaalde krediet- en vertragingsvergoeding (rente) terugbetalen aan gedaagde partij. Gedaagde partij heeft een bedrag van € 94,44 van eisende partij geleend. Dit bedrag zal dan ook worden toegewezen.
Informatieplichten artikel 6:230m e.v. BW
2.5.
Eisende partij is in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over voorgenomen sanctie(s) ter zake de informatieplichten van artikel 6:230m e.v. BW, en de op de overeenkomst van toepassing zijnde algemene voorwaarden te overleggen. Eisende partij heeft op de daarvoor aangewezen rolzitting geen akte genomen, noch op andere wijze gereageerd. Gelet daarop is er geen aanleiding om terug te komen op hetgeen bij tussenvonnis is overwogen.
2.6.
Naar het oordeel van de kantonrechter is in deze zaak niet voldaan aan de volgende informatieplicht(en) vermeld in artikel 6:230v lid 7 BW (ten aanzien van artikel 6:230m lid 1 sub:
c (de identiteit en/of de adresgegevens handelaar),
g (de wijze van betaling, levering en uitvoering en de leveringstermijn), BW
2.7.
De kantonrechter zal de koopovereenkomst vanwege de schending van de informatieplichten gedeeltelijk vernietigen, bestaande in een vermindering van de betalingsverplichting van gedaagde partij met 25%.
Conclusie
2.8.
Aan hoofdsom zal worden toegewezen € 70,83.
2.9.
Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter is in deze zaak voorts niet voldaan aan het vereiste van artikel 6:230v lid 3 BW (betalingsverplichting). Volgens artikel 6:230v lid 3 BW moet de handelaar het elektronische bestelproces zo inrichten dat de consument een aanbod pas kan aanvaarden als hem op niet voor misverstand vatbare wijze duidelijk is gemaakt dat zijn bestelling een betalingsverplichting inhoudt. Een bestelkop of soortgelijke functie moet een ondubbelzinnige formulering bevatten die goed leesbaar is en waaruit blijkt dat het plaatsen van een bestelling een betalingsverplichting ten opzichte van de handelaar inhoudt. Een overeenkomst die in strijd met artikel 6:230v lid 3 BW tot stand komt, is vernietigbaar.
Om te beoordelen of de handelaar aan deze verplichting heeft voldaan, moet alleen rekening worden gehouden met de woorden op de bestelknop waarmee de consument het bestelproces afrondt. Zie het Fuhrmann-arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 7 april 2022 (ECLI:EU:C:2022:269). Er mag geen acht worden geslagen op de verdere omstandigheden van het bestelproces.
De kantonrechter is verplicht om ambtshalve de daaraan verbonden sanctie toe te passen en de overeenkomst te vernietigen (zie r.o. 3.1.20 van voornoemd arrest van de Hoge Raad en de conclusie van P-G Wissink van 19 april 2022, randnummer 20 e.v. (ECLI:NL:PHR:2022:545)). Een strikte toepassing van het Fuhrmann-arrest met voornoemd gevolg, acht de kantonrechter in dit geval – waarin de overeenkomst ruim voor het Fuhrmann-arrest is gesloten en de dagvaarding eveneens (ruim) voordien is aangebracht – niet op zijn plaats. Daarom zal aan voornoemde schending van art. 6:230v lid 3 BW op dit moment geen gevolg worden verbonden. Het vorenstaande neemt niet weg dat het op de weg van de handelaar ligt om de bestelknop (of soortgelijke functie) in zijn elektronische bestelproces zo spoedig mogelijk aan te passen en wel zodanig dat voldaan wordt aan de eisen van het Fuhrmann-arrest. Die aanpassing moet naar verwachting op korte termijn realiseerbaar zijn. Er moet dan ook rekening mee worden gehouden dat op termijn het Fuhrmann-arrest wel strikt wordt toegepast en aan schending van art. 6:230v lid 3 BW wel degelijk de gevolgen zullen worden verbonden die de wet daarop stelt.
2.10.
Gedaagde partij wordt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure
3. Beslissing
De kantonrechter:
1. veroordeelt gedaagde partij om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eisende partij te betalen € 70,83;
2. veroordeelt gedaagde partij in de proceskosten, tot op deze uitspraak aan de zijde van eisende partij begroot op € 272,22, waaronder begrepen € 37,00 voor gemachtigdensalaris, onverminderd de eventueel over deze kosten verschuldigde btw;
3. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. B.C. Vink en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 december 2022.
de griffier, de kantonrechter,