Deze zaak hangt samen met zaaknummer S 08/01993, waarin ik vandaag eveneens concludeer.
HR (P-G), 12-01-2010, nr. S 08/01991
ECLI:NL:PHR:2010:BK2133
- Instantie
Hoge Raad (Procureur-Generaal)
- Datum
12-01-2010
- Zaaknummer
S 08/01991
- Conclusie
Mr. Vegter
- LJN
BK2133
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2010:BK2133, Conclusie, Hoge Raad (Procureur-Generaal), 27‑10‑2009
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2010:BK2133
Conclusie 27‑10‑2009
Mr. Vegter
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Verdachte]1.
1.
Het Gerechtshof te 's‑Gravenhage heeft verdachte op 7 mei 2008 ter zake van ‘Als degene aan wie het kenteken is opgegeven voor een motorrijtuig waarvoor een kentekenbewijs is afgegeven niet een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen sluiten en in stand houden’ veroordeeld tot een geldboete van € 500,00 (vijfhonderd euro), subsidiair 10 (tien) dagen hechtenis met ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van vier maanden.
2.
Verdachte heeft cassatie ingesteld. Namens verdachte heeft Mr T. Scholtus, advocaat te 's‑Gravenhage, een schriftuur ingezonden houdende twee middelen van cassatie.
3.
Het eerste middel klaagt dat het Hof in strijd artikel 350 Sv het bewezenverklaarde niet juist heeft gekwalificeerd.
4.
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
‘Hij op of omstreeks 2 juni 2006 te 's‑Gravenhage als bestuurder van een motorrijtuig (auto) met het kenteken [AA-00-BB], daarmede heeft gereden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Elandstraat, zonder dat er voor dit motorrijtuig een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen was gesloten en in stand gehouden; artikel 30 lid 4 Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen.’
5.
Het Hof heeft het volgende bewezenverklaard:
‘Hij op 2 juni 2006 te 's‑Gravenhage als bestuurder van een motorrijtuig (auto) met het kenteken [AA-00-BB], daarmede heeft gereden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Elandstraat, zonder dat er voor dit motorrijtuig een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen was gesloten en in stand gehouden.’
6.
Het Hof heeft het aldus bewezenverklaarde gekwalificeerd als ‘Als degene aan wie het kenteken is opgegeven voor een motorrijtuig waarvoor een kentekenbewijs is afgegeven niet een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen sluiten en in stand houden’.
7.
Daartoe heeft het Hof de volgende bewijsmiddelen gebezigd:
- ‘1.
Het proces-verbaal van de regiopolitie Haaglanden, nr. 02.06.2006.1018.9139 d.d. 5 september 2006, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1], agent van regiopolitie Haaglanden. Dit proces-verbaal houdt onder meer in —zakelijk weergegeven—:
als relaas van deze opsporingsambtenaar:
Op 2 juni 2006 zag/constateerde ik dat een persoon als bestuurder van een motorrijtuig, niet zijnde een bromfiets, daarmee op een weg heeft gereden zonder dat er voor dat voertuig een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen was afgesloten of in stand was gehouden.
Overtredingsgegevens:
Plaats: 's‑Gravenhage
Locatie: Elandstraat, een voor het openbaar verkeer openstaande weg
Voertuig: Personenauto
Kenteken: [AA-00-BB]
De verdachte werd staande gehouden en verstrekte mij daarnaar gevraagd, de volgende persoonsgegevens:
Naam: [achternaam verdachte]
Voornamen: [voornaam verdachte]
Geboorte datum: [geboortedatum]-1960
- 2.
Een geschrift, zijnde een opgave uit het Centraal Register Wet Aansprakelijkheidsverzekeringen Motorrijtuigen van de Rijksdienst voor het Wegverkeer d.d. 2 juni 2006. Het houdt onder meer in —zakelijk weergegeven—:
Kenteken: [AA-00-BB]
Peildatum: 02-06-2006
Eigenaar: natuurlijk persoon
Naam: [betrokkene 1]
Geboortedatum: [geboortedatum] 1982
Woonplaats: [woonplaats]
CRWAM
Ingangsdatum: geen
Einddatum: geen’
8.
Het Hof heeft in zijn oordeel blijkens het arrest gelet op artikel 30 (oud) WAM.
9.
In de toelichting op het middel wordt gesteld dat het Hof het bewezenverklaarde niet juist heeft gekwalificeerd, omdat uit 's Hofs gebruik van bewijsmiddel 2, hiervoor weergegeven onder 7, niet kan volgen dat verdachte kentekenhouder was van het in de tenlastelegging omschreven motorrijtuig.
10.
Het Hof heeft het bewezenverklaarde ten onrechte gekwalificeerd als hiervoor onder 6 is weergegeven. Immers heeft het Hof daarin verdachte als kentekenhouder aangemerkt, terwijl uit de bewezenverklaring en de bewijsmiddelen valt op te maken dat verdachte een onverzekerde auto bestuurde die op naam stond van een persoon genaamd [betrokkene 1]. Evenals degene die een motorrijtuig waarvoor geen Wam-verzekering van kracht is als kentekenhouder aan het verkeer doet deelnemen — strafbaar gesteld in artikel 30, eerste lid (oud), Wam -, is de bestuurder strafrechtelijk aansprakelijk ingevolge artikel 30, vierde lid (oud), WAM. Overtreding van het bepaalde in zowel het eerste als het vierde lid van artikel 30 (oud) WAM wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie. Bij vonnis van 4 januari 2007 van de kantonrechter van de Rechtbank te 's‑Gravenhage is het feit dan ook juist gekwalificeerd. Aangezien duidelijk is dat de tenlastelegging en de bewezenverklaring het oog hebben gehad op het besturen van andermans onverzekerde auto — en de kwalificatie in het arrest van het Hof deze overtreding tot uitdrukking moet brengen — had de kwalificatie moeten luiden: ‘Als bestuurder van een motorrijtuig daarmede op een weg rijden zonder dat er voor dat motorrijtuig een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen is gesloten en in stand gehouden’.
11.
Voor zover het middel klaagt over de kwalificatie is het terecht voorgedragen. Uw Raad kan deze fout eigenhandig herstellen.
12.
Het tweede middel klaagt erover dat het Hof in strijd met artikel 359, vijfde lid, Sv heeft verzuimd in het bijzonder de redenen op te geven die de straf hebben bepaald en tot de maatregel hebben geleid.
13.
De strafmotivering in het arrest luidt:
‘Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen, Blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 21 april 2008, is de verdachte meermalen veroordeeld voor het overtreden van artikel 30 van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden wederom te verzuimen een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen af te sluiten en in stand te houden.
Dit kan ingeval van een verkeersongeval verstrekkende gevolgen hebben voor de slachtoffers en hiertegen dient dan ook streng te worden opgetreden.
Het hof is dan ook van oordeel dat alleen een onvoorwaardelijke geldboete van na te hoogte gecombineerd met na te melden onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid motorrijtuigen te besturen een passende reactie vormen. Bij de vaststelling van de geldboete is -voor zover mogelijk rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.’
14.
In de toelichting op het middel wordt gesteld dat het Hof de strafoplegging op een onjuiste grondslag heeft gebaseerd doordat een onjuiste kwalificatie — kort gezegd overtreding door degene aan wie het kenteken is opgegeven — is toegepast.
15.
Ik stel voorop dat het middel hoe dan ook wegens gebrek aan belang niet tot cassatie zal kunnen leiden. Overtreding van het bepaalde in zowel het eerste als het vierde lid van artikel 30 (oud), Wam kan worden bestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie. Ook voor de bijkomende straf maakt het geen verschil (art. 30, zesde lid, WAM). Voor de strafoplegging maakt het dus niet uit dat het Hof het feit onjuist heeft gekwalificeerd.2.
Voorts merk ik op dat het Hof verdachte mocht aanrekenen dat hij een onverzekerde auto bestuurde. Degene die als bestuurder een motorrijtuig waarvoor geen WA-verzekering van kracht is aan het verkeer doet deelnemen, is strafrechtelijk aansprakelijk, ook al is een ander (de bezitter etc.) verplicht die verzekering af te sluiten. Dat brengt mee, aldus de Hoge Raad, dat degene die voornemens is een motorrijtuig van een ander te besturen zich dient te vergewissen dat voor dat motorrijtuig een verzekering van kracht is.3.
Na verbeterde lezing van de kwalificatie komt het verdachte gemaakte verwijt dat hij wederom verzuimd heeft een verzekering af te sluiten en in stand te houden enigszins in de lucht te hangen. Ik meen echter dat zulks niet wezenlijk is, omdat het verwijt dat het Hof maakt meer in algemene zin is dat verdachte opnieuw strafrechtelijk gesanctioneerde regels inzake verzekering van motorrijtuigen niet is nagekomen. In dit geval door niet te controleren of de auto waarmee hij ging rijden verzekerd was.
16.
Het tweede middel faalt mitsdien.
17.
Het tweede middel faalt en kan worden afgedaan met de in art. 81 RO bedoelde motivering. Het eerste middel slaagt alleen voorzover daarin wordt geklaagd over de kwalificatie van het bewezenverklaarde feit.
18.
Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen heb ik niet aangetroffen.
19.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, doch alleen ten aanzien van de kwalificatie van bewezenverklaarde feit, tot verbetering van de bestreden uitspraak in zoverre en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 27‑10‑2009
Vgl. HR 11 december 2007, LJN: BB6220, r.ov. 6.2.
Conclusie bij HR 23 september 2008, LJN: BD3906 (nr. 01409/07), waarin wordt verwezen naar HR 21 oktober 1986, DD 87.096.