ABRvS, 01-03-2017, nr. 201605381/1/A2
ECLI:NL:RVS:2017:531
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
01-03-2017
- Zaaknummer
201605381/1/A2
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2017:531, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 01‑03‑2017; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
NLF 2017/0560 met annotatie van
Uitspraak 01‑03‑2017
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 12 juni 2015 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de zorgtoeslag over 2013 voor [appellante] definitief berekend en vastgesteld op € 1.106,00 en € 992,00 aan teveel uitgekeerde voorschotten van haar teruggevorderd.
201605381/1/A2.
Datum uitspraak: 1 maart 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 28 juni 2016 in zaak nr. 16/1742 in het geding tussen:
[appellante]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 12 juni 2015 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de zorgtoeslag over 2013 voor [appellante] definitief berekend en vastgesteld op € 1.106,00 en € 992,00 aan teveel uitgekeerde voorschotten van haar teruggevorderd.
Bij besluit van 28 december 2015 heeft de Belastingdienst/Toeslagen een verzoek van [appellante] om bij de berekening van haar zorgtoeslag over het berekeningsjaar 2013 rekening te houden met een bijzondere situatie afgewezen.
Bij besluit van 13 februari 2016 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de door [appellante] tegen de besluiten van 12 juni 2015 en 28 december 2015 gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 28 juni 2016 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 februari 2017, waar de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door mr. J.H.E. van der Meer, is verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. [appellante] heeft in 2013 zorgtoeslag ontvangen. Bij het berekenen van het voorschot heeft de Belastingdienst/Toeslagen in aanmerking genomen dat het inkomen van [appellante] over dat jaar geschat is op € 7.878,00 en dat van haar toeslagpartner, [toeslagpartner], op € 8.788,00 (samen € 16.666,00). Volgens [appellante] ontvingen zij beiden een bijstandsuitkering.
2. De Belastingdienst/Toeslagen heeft de over 2013 als voorschotten ontvangen toeslagen definitief vastgesteld. Hierbij is in aanmerking genomen dat het inkomen over 2013 voor [appellante] is vastgesteld op € 15.008,00 en dat van [toeslagpartner] ook op € 15.008,00 (samen € 30.016,00). [appellante] kon zich daar niet in vinden en heeft bezwaar gemaakt. Daarbij heeft zij aangevoerd dat bij de vaststelling van haar inkomen ten onrechte rekening is gehouden met een nabetaling in 2013 van een deel van haar bijstandsuitkering voor 2012. De Belastingdienst/Toeslagen heeft het bezwaar opgevat als een verzoek om bij de berekening van de zorgtoeslag over het berekeningsjaar 2013 rekening te houden met een bijzondere situatie en dat verzoek afgewezen, aangezien de wet geen mogelijkheid biedt om inkomensbestanddelen buiten beschouwing te laten bij het bepalen van de hoogte van de zorgtoeslag.
3. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Wet op de zorgtoeslag (hierna: de Wzt) de Belastingdienst/Toeslagen niet de ruimte laat om bij het bepalen van de draagkracht in het kader van het vaststellen van de hoogte van de zorgtoeslag vermogensbestanddelen buiten beschouwing, aangezien de wet niet voorziet in een algemene hardheidsclausule.
Hoger beroep
4. [appellante] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat zij onevenredig in haar belangen wordt getroffen, doordat de Belastingdienst/Toeslagen bij het berekenen van haar draagkracht in 2013 rekening heeft gehouden met een nabetaling van een deel van haar bijstandsuitkering voor 2012. In dit kader voert [appellante] aan dat de wetgever ten onrechte heeft nagelaten in de regelgeving die van toepassing is op de toekenning van zorgtoeslag te voorzien in een mogelijkheid om bepaalde inkomensbestanddelen buiten beschouwing te laten, zoals die mogelijkheid wel is opgenomen in de regelgeving die van toepassing is op de toekenning van huurtoeslag. De rechtbank had in zoverre aan de Wet op de zorgtoeslag (hierna: de Wzt) verbindende kracht moeten ontzeggen, dan wel moeten bepalen dat de Belastingdienst/Toeslagen in dit geval wegens dringende redenen had moeten afzien van terugvordering van de teveel aan haar uitgekeerde voorschotten, aldus [appellante].
5. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
6. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 7 juli 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BN0487), is de Belastingdienst/Toeslagen op grond van artikel 7, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 8, eerste lid, artikel 2, eerste lid, aanhef en onder o, van de Awir en artikel 21, aanhef en onderdeel e, onder 1°, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, bij de bepaling van de draagkracht gehouden het verzamelinkomen zoals door de inspecteur van de Belastingdienst in de aanslag inkomstenbelasting is vastgesteld, in aanmerking te nemen.
De Awir bevat geen algemene hardheidsclausule. Daarnaast biedt de toepasselijke regelgeving voor de zorgtoeslag - anders dan die voor de huurtoeslag - geen grondslag om inkomensbestanddelen buiten beschouwing te laten. Ter zitting heeft de Belastingdienst/Toeslagen toegelicht dat dit een bewuste keuze is geweest van de wetgever, die voortvloeit uit het verschillende karakter van de huur- en zorgtoeslag. Anders dan [appellante] stelt, maakt het ontbreken van een hardheidsclausule de toepasselijke regelgeving op zichzelf niet onredelijk, zodat de Afdeling geen aanleiding ziet om aan de Wzt in zoverre verbindende kracht te ontzeggen. Bij de bepaling van de draagkracht van [appellante] over 2013 is de Belastingdienst/Toeslagen derhalve terecht afgegaan op haar aanslag inkomstenbelasting over 2013.
De stelling van [appellante] dat iemand die uitsluitend een bijstandsuitkering ontvangt voor zorgtoeslag in aanmerking moet komen, biedt geen grond voor het oordeel dat de gevolgen van het besluit van 13 februari 2016 onevenredig zijn in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen. De rechtbank heeft dan ook terecht geen aanleiding gezien te oordelen dat de Belastingdienst/Toeslagen de artikelen 7, eerste lid, en 8 van de Awir buiten toepassing had moeten laten, zoals [appellante] stelt.
Gelet op artikel 26 van de Awir is de belanghebbende, indien een herziening van een tegemoetkoming leidt tot een terug te vorderen bedrag, het bedrag van de terugvordering in zijn geheel verschuldigd. Dit laat onverlet dat [appellante] de dienst in het invorderingstraject kan verzoeken om een standaardbetalingsregeling van 24 termijnen dan wel een betalingsregeling op maat. Op deze wijze kan de Belastingdienst/Toeslagen rekening houden met haar financiële omstandigheden.
Het betoog faalt.
Conclusie
7. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.J.J.M. Pans, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Wieland, griffier.
w.g. Pans w.g. Wieland
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 1 maart 2017
502.
BIJLAGE
Artikel 1
[…].
2. De hoogte van de zorgtoeslag is afhankelijk van de draagkracht op basis van het inkomen en het vermogen.
Artikel 1
1. Deze wet geldt voor inkomensafhankelijke regelingen.
[…].
Artikel 2
1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen, alsmede in inkomensafhankelijke regelingen, wordt verstaan onder:
[…].
o. inkomensgegeven: inkomensgegeven als bedoeld in artikel 21, onderdeel e, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;
[…]
Artikel 7
1. Ter bepaling van de draagkracht voor de toepassing van een inkomensafhankelijke regeling wordt het toetsingsinkomen, bedoeld in artikel 8, van de belanghebbende en dat van zijn partner in aanmerking genomen.
[…].
Artikel 8
1. Toetsingsinkomen is: het op het berekeningsjaar betrekking hebbende inkomensgegeven.
[…].
Artikel 26
Indien een herziening van een tegemoetkoming of een herziening van een voorschot leidt tot een terug te vorderen bedrag dan wel een verrekening van een voorschot met een tegemoetkoming daartoe leidt, is de belanghebbende het bedrag van de terugvordering in zijn geheel verschuldigd.
Algemene wet inzake rijksbelastingen
Artikel 21
In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
[…]
e. inkomensgegeven:
1°. indien over een kalenderjaar een aanslag of navorderingsaanslag inkomstenbelasting is of wordt vastgesteld: het na afloop van dat kalenderjaar van betrokkene over dat kalenderjaar laatst bepaalde verzamelinkomen;
[…].