Hof 's-Hertogenbosch, 09-03-2015, nr. 20-003525-14
ECLI:NL:GHSHE:2015:738
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
09-03-2015
- Zaaknummer
20-003525-14
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2015:738, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 09‑03‑2015; (Hoger beroep, Verwijzing na Hoge Raad, Op tegenspraak)
Na prejudiciële beslissing van: ECLI:NL:HR:2014:2767
Uitspraak 09‑03‑2015
Inhoudsindicatie
Verdachte wil inhoud glas bier gooien, maar gooit ook het glas mee. Geen voorwaardelijk opzet op mishandeling.
Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-003525-14
Uitspraak : 9 maart 2015
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen – na terugwijzing van de zaak door de Hoge Raad – op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 23 januari 2012, parketnummer 02-186182-11, in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren te 's-Hertogenbosch [in 1980],
wonende te [adres].
Verloop van de procedure
Eerste aanleg
De politierechter in de rechtbank heeft bij vonnis van 23 januari 2012 de verdachte ter zake van de primair ten laste gelegde zware mishandeling veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en een werkstraf voor de duur van 160 uren subsidiair 80 dagen hechtenis.
Voorts heeft de politierechter een beslissing genomen over schadevergoeding aan de benadeelde partij [benadeelde].
De verdachte heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Hoger beroep
Bij arrest van 22 mei 2013 (parketnummer 20-000288-12) heeft dit gerechtshof, met vernietiging van het vonnis van de eerste rechter, de primair ten laste gelegde zware mishandeling bewezen verklaard en de verdachte daarvoor veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis, waarvan 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Voorts heeft het gerechtshof een beslissing genomen over schadevergoeding aan de benadeelde partij [benadeelde].
Tegen dit arrest is namens verdachte beroep in cassatie ingesteld.
Cassatie
Bij arrest van 23 september 2014 (nr. S 13/05302) heeft de Hoge Raad voormeld arrest van het hof vernietigd en de zaak teruggewezen naar dit hof, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep na terugwijzing door de Hoge Raad, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het gerechtshof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte zal vrijspreken van het onder primair en subsidiair ten laste gelegde en de verdachte zal veroordelen ter zake van het meer subsidiaire tot een geldboete van EUR 1.500,-- subsidiair 30 dagen hechtenis.
De verdediging heeft primair integrale vrijspraak bepleit en subsidiair een strafmaatverweer gevoerd.
Vordering van de benadeelde partij
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de gemachtigd advocaat namens de benadeelde partij [benadeelde] de vordering ingetrokken aangezien de verdachte de schade inmiddels volledig heeft vergoed.
Het hof zal derhalve niet meer beslissen omtrent de vordering van de benadeelde partij.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 april 2011 te Veen, althans in de gemeente Aalburg, aan een persoon genaamd [benadeelde], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten een (aantal) (zichtbaar blijvende) litteken(s) in het gezicht en/of een of meer (grote) snee(ën) in het gezicht), heeft toegebracht, door opzettelijk een (bier)glas in/tegen het gezicht van die [benadeelde] te gooien;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 april 2011 te Veen, althans in de gemeente Aalburg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet een (bier)glas in/tegen het gezicht van die [benadeelde] heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 april 2011 te Veen, althans in de gemeente Aalburg, opzettelijk [benadeelde] heeft mishandeld, immers heeft verdachte opzettelijk een (bier)glas in/tegen het gezicht van die [benadeelde] gegooid, waardoor die [benadeelde] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkwamen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Integrale vrijspraak
De advocaat-generaal heeft betoogd dat verdachte ter zake van de meer subsidiair ten laste gelegde mishandeling dient te worden veroordeeld. Daartoe is (kort gezegd) aangevoerd dat op het moment dat verdachte met kracht de inhoud van zijn glas met bier naar [benadeelde] gooide, hij er rekening mee had te houden dat het glas in die beweging mee ‘vliegt’ en tegen het gezicht van [benadeelde] zou komen en dat daardoor bij die [benadeelde] letsel zou ontstaan, hetgeen ook is gebeurd. De aanmerkelijke kans op dat gevolg was te voorzien en verdachte heeft dat daarom op de koop toegenomen en aldus met voorwaardelijk opzet gehandeld.
De verdediging heeft (kort gezegd) aangevoerd dat, zo er door het met kracht willen gooien van enkel de inhoud van het bierglas naar algemene ervaringsregels al een aanmerkelijke kans op het wegglippen van het glas tegen en letsel in het gezicht van [benadeelde] is ontstaan, verdachte die kans op dat gevolg niet bewust heeft aanvaard. Het gooien van de inhoud van een glas, over een afstand van 6 meter, is ook geen zodanig gevaarzettende gedraging dat die handeling naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zozeer was gericht op het toebrengen van letsel, dat op grond daarvan moet worden aangenomen dat verdachte met voorwaardelijk opzet heeft gehandeld. Verdachte dient daarom van de gehele tenlastelegging te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt als volgt.
Verdachte was op 16 april 2011 (onder meer) samen met [A] in een horeca-gelegenheid in Veen. Op een gegeven moment kreeg [A] onenigheid met het latere slachtoffer [benadeelde]. [benadeelde] heeft hierover tegenover de politie verklaard dat hij [A] tijdens die onenigheid een klap gaf waardoor [A] op de grond viel.
Verdachte heeft verklaard dat hij op dat moment op een afstand van ongeveer zes meter van [benadeelde] stond en uit verontwaardiging op deze klap reageerde door de inhoud van zijn glas met bier naar [benadeelde] te gooien met een onderhandse werpbeweging, maar dat hij vrijwel meteen daarna merkte dat het glas in die beweging was meegegaan.
Uit de aangifte van [benadeelde] blijkt dat dit glas tegen zijn gezicht kapot is gesprongen waardoor [benadeelde] letsel in zijn gezicht heeft opgelopen.
Het hof heeft geen reden om te twijfelen aan de verklaring van verdachte dat hij alleen de intentie had de inhoud van zijn glas naar [benadeelde] te gooien en niet het glas zelf.
Als al moet worden aangenomen dat verdachte door het met kracht onderhands willen gooien van de inhoud van het glas de aanmerkelijke kans in het leven heeft geroepen dat daardoor het glas uit zijn hand zou glippen en in die werpbeweging tegen het gezicht van [benadeelde] zou kapot springen met het toegebrachte letsel tot gevolg, dan valt naar het oordeel van het hof uit de verklaring van de verdachte noch uit de verklaringen van getuigen noch uit de uiterlijke verschijningsvorm van de gedraging af te leiden dat verdachte zich van die kans bewust is geweest, laat staan dat hij deze kans heeft aanvaard/op de koop toe heeft genomen.
Anders dan de advocaat-generaal heeft betoogd, gaat het bij voorwaardelijk opzet niet om de vraag of verdachte “rekening had te houden” met zo’n kans. Dit laatste is een vraag naar hoe verdachte zich had behoren te gedragen, en daarmee een vraag of verdachte schuld had aan het toegebrachte letsel (culpa).
Voor voorwaardelijk opzet is echter vereist dat verdachte er ook daadwerkelijk bewust rekening mee heeft gehouden dat het glas in zijn beweging mee zou glippen en tegen het gezicht van [benadeelde] kapot zou springen. Van een dergelijke bewuste aanvaarding van die kans is echter niet gebleken.
Met de verdediging is het hof daarom van oordeel dat verdachte van al het ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. J.C.A.M. Claassens, voorzitter,
mr. C.M. Hilverda en mr. A.M.G. Smit, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J. Biljard, griffier,
en op 9 maart 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.