Rb. Noord-Nederland, 22-09-2021, nr. 21/1251
ECLI:NL:RBNNE:2021:4687, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
- Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
- Datum
22-09-2021
- Zaaknummer
21/1251
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNNE:2021:4687, Uitspraak, Rechtbank Noord-Nederland, 22‑09‑2021; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:RVS:2023:84, (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
Uitspraak 22‑09‑2021
Inhoudsindicatie
Mijnbouwschade Groningen. Mondelinge uitspraak. Het beroep is ingediend en ontvangen na het verstrijken van de beroepstermijn. De omstandigheden die eiser heeft aangevoerd over het te laat indienen, zijn naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om de termijnoverschrijding in dit geval verschoonbaar te achten. Het beroep is niet-ontvankelijk verklaard.
Partij(en)
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 21/1251
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van22 september 2021 in de zaak tussen
[eiser] , te [plaats] , eiser,
en
Instituut Mijnbouwschade Groningen, verweerder
(gemachtigden: mr. K. Winterink en mr. S.O. Visch).
Procesverloop
Bij besluit van 12 mei 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser een schadevergoeding toegekend van € 16.231,34, inclusief bijkomende kosten en wettelijke rente. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 3 februari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser gedeeltelijk gegrond verklaard en in totaal een schadevergoeding toegekend van € 18.545,49, inclusief bijkomende kosten en wettelijke rente.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 september 2021. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Daarnaast isJ.N. Handgraaf, werkzaam als deskundige bij het schade-expertisebureau 10BE, verschenen.
Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan, in lijn met de tekst zoals hieronder opgenomen.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Overwegingen
1. De rechtbank stelt vast dat het beroep is ingesteld met een brief gedateerd op 19 april 2021, bij de griffie ontvangen op 22 april 2021. Het besluit dateert van 3 februari 2021. Het beroep is aldus ingesteld nadat de wettelijke termijn van zes weken was verstreken. In beginsel is het beroep dan niet-ontvankelijk. Dit is alleen anders als de termijnoverschrijding verschoonbaar is, zoals dat in de wet wordt genoemd (artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht).
2. De rechtbank stelt vast dat uit de verzendingsgegevens van PostNL, die door verweerder zijn overgelegd, blijkt dat het besluit aangetekend is verzonden en op 4 februari 2021 is aangeboden op het adres van eiser, maar daar toen niet kon worden bezorgd. De brief is daarna ook niet afgehaald bij het afhaalpunt van PostNL en op 19 februari 2021 retour gekomen bij verweerder.
3. De hoogste bestuursrechter hanteert een strenge lijn als het aankomt op de betwisting van de ontvangst van aangetekend verstuurde stukken. De rechtbank volgt hier deze lijn. Er wordt daarom van uitgegaan dat als een besluit of uitspraak aangetekend is verzonden en de belanghebbende de ontvangst daarvan ontkent, moet worden onderzocht of het stuk door PostNL op een regelmatige wijze aan het adres is aangeboden. De rechtbank gaat uit van een regelmatige verzending gelet op de overgelegde verzendregistratie. Als PostNL bij aanbieding van het stuk niemand thuis treft en daarom een afhaalbericht achterlaat, komt het niet ophalen van dat stuk bij het kantoor van PostNL voor rekening van de geadresseerde. Als deze stelt geen afhaalbericht te hebben ontvangen, dan ligt het op zijn weg om feiten aannemelijk te maken op grond waarvan redelijkerwijs kan worden betwijfeld dat er een afhaalbericht is achtergelaten (vgl. de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, ECLI:NL:RVS:2014:585).
4. Eiser heeft geen feiten of omstandigheden gesteld op grond waarvan kan worden aangenomen dat er geen afhaalbericht is achtergelaten, bijvoorbeeld door aannemelijk te maken dat er problemen zijn met de postbezorging en dat nader te onderbouwen. Ook verder zijn geen feiten gesteld die verschoonbaarheid meebrengen.
5. Dit betekent dat het beroep niet-ontvankelijk is omdat het te laat is ingesteld. Dat betekent dat niet wordt toegekomen aan een bespreking van de schades. Voor een proceskostenveroordeling bestaat dan ook geen aanleiding.
6. Er is hoger beroep mogelijk tegen deze uitspraak. Dat moet dan ingesteld binnen 6 weken na versturing van dit proces-verbaal.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 september 2021 doormr. S. Dijkstra, rechter, in aanwezigheid vanA.J. van Bruggen, griffier.
griffier (verhinderd te tekenen) | rechter |
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. U ziet deze datum hierboven.