Goedkeuringswet Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Denemarken tot het vermijden van dubbele belasting en ter voorkoming van het ontgaan van belasting
Artikel 2
Geldend
Geldend vanaf 17-02-1999
- Bronpublicatie:
28-01-1999, Stb. 1999, 30 (uitgifte: 01-01-1999, kamerstukken: 25836)
- Inwerkingtreding
17-02-1999
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
04-02-1999, Stb. 1999, 40 (uitgifte: 01-01-1999, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Buitenlandse Zaken
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
1.
In geval een verzoek tot invordering overeenkomstig artikel 24 van de in artikel 1 hiervoor bedoelde Overeenkomst is aanvaard, wijst Onze Minister van Financiën bij schriftelijke opdracht een ontvanger als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel i, van de Invorderingswet 1990 aan, die met de invordering is belast. Onze genoemde Minister kan zodanige opdracht tot invordering te allen tijde intrekken of de uitvoering daarvan doen opschorten.
2.
Behoudens het bepaalde in het volgende lid zijn ter zake van een overeenkomstig het eerste lid te vorderen bedrag de Invorderingswet 1990 en de Kostenwet invordering rijksbelastingen (Stb. 1969, 83) van toepassing, met dien verstande, dat:
- a.
het in te vorderen bedrag, in zijn geheel, wordt gelijkgesteld met een aanslag in de inkomstenbelasting van een niet binnen het Rijk in Europa wonende belastingschuldige;
- b.
voor het aanslagbiljet in de plaats treedt een schriftelijk verzoek van de ontvanger tot betaling;
- c.
verzet tegen de tenuitvoerlegging van het dwangbevel nimmer gericht kan zijn tegen de wettigheid van de opdracht van Onze Minister van Financiën.
3.
De artikelen 8, eerste lid, 9, 20, 21 en 26 van de Invorderingswet 1990 zijn niet van toepassing.