Einde inhoudsopgave
Regeling voertuigen
Artikel 8.4.84
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2020
- Bronpublicatie:
21-11-2019, Stcrt. 2019, 63953 (uitgifte: 22-11-2019, regelingnummer: IENW/BSK-2019/202498)
- Inwerkingtreding
01-01-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-11-2019, Stcrt. 2019, 63953 (uitgifte: 22-11-2019, regelingnummer: IENW/BSK-2019/202498)
- Vakgebied(en)
Verkeersrecht / Voertuigeisen
Vervoersrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
De maximale fouten, bedoeld in artikel 8.4.83, wordt onder de volgende condities, bij een deeltjesgrootte van 80 nm +/- 5% tenzij anders aangegeven, niet overschreden:
- a.
de gebruiksomstandigheden, bedoeld in artikel 8.3.4, vierde lid;
- b.
relatieve luchtvochtigheid: tot 95% R.V.;
- c.
atmosferische druk: (860 – 1.060) hPa.
2.
De detectie efficiëntie gerelateerd aan de deeltjesgrootte is:
Detectie efficiëntie | Deeltjesgrootte |
---|---|
20 – 60% | 23 nm +/- 5% |
60 – 130% | 50 nm +/- 5% |
70 – 130% | 80 nm +/- 5% |
3.
De volgende verstoringen mogen geen invloed hebben die groter is dan de absolute maximale fout of moeten automatisch door het instrument worden gedetecteerd en aangegeven:
- a.
de invloeden, bedoeld in artikel 8.3.9;
- b.
mechanische schokken, veroorzaakt door een vrije val op elk hoekpunt op een vast oppervlak voor vast opgestelde instrumenten van 50 mm en voor handinstrumenten van 1 m;
- c.
vibraties van 10 tot 150 Hz, 1,6 ms-2, 0,05 m2s-3, -3 dB/octaaf.
4.
Bij de meting van deeltjesconcentratie wijst een instrument, met inbegrip van het bijbehorende systeem voor gasbehandeling, bij onderzoek met referentie PN-monsters, binnen 15 seconden 95% van de uiteindelijke waarde aan na verandering van omgevingslucht (responsietijd). Het instrument mag voorzien zijn van een registratie inrichting om deze eis te controleren.
5.
Na de opwarmtijd voldoet het instrument aan de metrologische eisen volgens dit voorschrift. Het instrument voorkomt een aanwijzing van deeltjesconcentratie gedurende de opwarmtijd.
6.
Bij normaal gebruik van het instrument mogen de meetresultaten, na justering met een referentie PN-monster of de interne justeerinrichting, de maximale fouten gedurende ten minste twaalf uur niet overschrijden, zonder dat gedurende deze periode gebruik wordt gemaakt van een referentie PN-monster of interne justering door de gebruiker. Indien het instrument is uitgerust met een methode voor driftcompensatie, zoals een automatische nulstelling of een automatische interne justering, mag de werking van deze justeringen geen aanwijzing veroorzaken die kan leiden tot verwarring met een meting van een externe deeltjesconcentratie.
7.
Indien door dezelfde persoon met hetzelfde instrument binnen relatief korte tijd twintig opeenvolgende metingen aan hetzelfde referentie PN-monster worden uitgevoerd, mag de standaarddeviatie van deze twintig resultaten niet groter zijn dan een derde van de absolute waarde van de maximale fout.