NJB 2023/139
Schriftelijk verweer verdachte dat niet ter terechtzitting uitdrukkelijk is voorgedragen: geen rechtsregel verplicht de rechter daarop te beslissen. Het vereiste van de uitdrukkelijke voordracht dient de helderheid van de procesvoering en geeft houvast over wat is aangevoerd aan de rechter, de verdediging en het OM, terwijl zo ook wordt gewaarborgd dat het OM in de gelegenheid wordt gesteld zich ter terechtzitting over dergelijke verweren uit te laten. In casu kon het hof het door de raadsman op de terechtzitting aangevoerde verweer opvatten als een beroep op art. 10 EVRM en er daarbij vanuit gaan dat het niet een beroep op art. 261 lid 3 Sr betrof. A-G: anders.
HR 20-12-2022, ECLI:NL:HR:2022:1897
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
20 december 2022
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, J.C.A.M. Claassens, M. Kuijer
- Zaaknummer
21/02272
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2022:1897, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 20‑12‑2022
ECLI:NL:PHR:2022:885, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 04‑10‑2022
Beroepschrift, Hoge Raad, 13‑12‑2021
- Wetingang
(art. 359 Sv)
Essentie
Schriftelijk verweer verdachte dat niet ter terechtzitting uitdrukkelijk is voorgedragen: geen rechtsregel verplicht de rechter daarop te beslissen. Het vereiste van de uitdrukkelijke voordracht dient de helderheid van de procesvoering en geeft houvast over wat is aangevoerd aan de rechter, de verdediging en het OM, terwijl zo ook wordt gewaarborgd dat het OM in de gelegenheid wordt gesteld zich ter terechtzitting over dergelijke verweren uit te laten. In casu kon het hof het door de raadsman op de terechtzitting aangevoerde verweer opvatten als een beroep op art. 10 EVRM en er daarbij vanuit gaan dat het niet een beroep ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.