RI 2017/64
Prejudiciële vragen. Kunnen vorderingen die voortvloeien uit ten tijde van surseanceverlening reeds bestaande rechtsverhouding, maar die zijn ontstaan op of na die dag, althans op of na dag van faillietverklaring, worden geverifieerd in faillissement? (Credit Suisse Brzail (Bahamas) Ltd./Jongepier q.q.)
Rb. Amsterdam 22-03-2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:1971
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
22 maart 2017
- Magistraten
Mrs. G.H. Marcus, B. Brokkaar, B.M. Visser
- Zaaknummer
C/13/600537 / HA ZA 16-37
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS926484:1
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Surseance van betaling
- Brondocumenten
ECLI:NL:RBAMS:2017:1971, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 22‑03‑2017
ECLI:NL:RBAMS:2016:9633, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 28‑12‑2016
- Wetingang
Essentie
Verificatie. Prejudiciële vragen.
Kunnen vorderingen die voortvloeien uit ten tijde van surseanceverlening reeds bestaande rechtsverhouding, maar die zijn ontstaan op of na die dag, althans op of na dag van faillietverklaring, worden geverifieerd in faillissement?
Samenvatting
(Deze bijdrage heeft ook betrekking op Rb. Amsterdam 28 december 2016, RI 2017/65)
De schuldenaar heeft een schuld aan de schuldeiser uit twee aan de schuldenaar verstrekte kredieten, waarbij is afgesproken dat de schuldenaar (i) de advocaatkosten van de schuldeiser zal voldoen in geval van een verzuim en daarbij (ii) een verzuimrente verschuldigd zal zijn. Beide renvooiprocedures hebben vergelijkbare kernvragen, namelijk of ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.