NJB 2019/1505:De vraag of sprake is van ‘hetzelfde feit’: ter boordeling daarvan dient de rechter in de situatie waarop art. 68 Sr ziet de in beide tenlasteleggingen omschreven verwijten, en in de situatie waarop art. 313 Sv ziet de in de tenlastelegging en de in de vordering tot wijziging van de tenlastelegging omschreven verwijten te vergelijken. Bij die toetsing dienen de volgende gegevens als relevante vergelijkingsfactoren te worden betrokken: (A) De juridische aard van de feiten; (B) De gedraging van de verdachte. Wat onder het begrip ‘hetzelfde feit’ moet worden verstaan, wordt mede bepaald door de omstandigheden van het geval. Vuistregel is nochtans dat een aanzienlijk verschil in de juridische aard van de feiten en/of in de gedragingen tot de slotsom kan leiden dat geen sprake is van ‘hetzelfde feit’ in de zin van art. 68 Sr. Bij de toepassing van art. 68 Sr en 313 Sv moet aan de hand van dezelfde maatstaf worden beoordeeld of sprake is van ‘hetzelfde feit’. In casu gaat het wijziging van een op gekwalificeerde diefstal in de zin van art. 310 Sr jo art. 311 Sr toegesneden tenlastelegging, in een tenlastelegging die zich richt op opzet- dan wel schuldheling als bedoeld in art. 416 lid 1 Sr respectievelijk art. 417bis lid 1 Sr. De Hoge Raad legt uit waarom de verschillen tussen de aan de verdachte in de tenlastelegging en de vordering tot wijziging van de tenlastelegging verweten feiten als ook tussen de daarin omschreven gedragingen dermate groot zijn dat geen sprake is van ‘hetzelfde feit’ in de zin van art. 68 Sr zodat het hof de vordering tot wijziging van de tenlastelegging ten onrechte heeft toegewezen