NJB 2019/1207:Internationale bevoegdheid. Een Duitse verkoper vordert betaling van de Centrale Bank van Irak (CBI). Er is vreemdelingenbeslag gelegd in Nederland. CBI beroept zich in eerste aanleg zonder succes op immuniteit van jurisdictie. Als appellant betoogt CBI in hoger beroep dat de rechtsmacht van de Nederlandse rechter niet kan worden gebaseerd op het vreemdelingenbeslag. Hoge Raad: 1. Grievenstelsel. In hoger beroep is CBI niet opgekomen tegen de verwerping van haar beroep op immuniteit van jurisdictie. Bij die stand van zaken heeft het hof terecht geoordeeld dat zij de rechtsmacht van de Nederlandse rechter stilzwijgend heeft aanvaard. Reeds hieruit vloeit de rechtsmacht van de Nederlandse rechter voort. 2. Recht van vreemde staten. De motiveringsklacht tegen het oordeel van het hof over een renteplafond naar Iraaks recht laat zich niet beoordelen zonder daarbij ook de juistheid van het oordeel van het hof omtrent de inhoud en de uitleg van het Iraakse recht te betrekken. De klacht stuit af op art. 79 lid 1, aanhef en onder b, RO. 3. Uitleg gedingstukken. Het hof kon niet zonder nadere motivering oordelen dat de verkoper niet aan zijn stelplicht heeft voldaan ten aanzien van de contractuele rente, het ingangstijdstip van de wettelijke rente en zijn aanspraak op een aanvullende (rente)schadevergoeding