RAR 2017/74
Concurrentiebeding. Hoe moet het schriftelijkheidsvereiste bij een concurrentiebeding worden uitgelegd? Valt een relatiebeding ook onder de reikwijdte van art. 7:653 BW?
HR 03-03-2017, ECLI:NL:HR:2017:364
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
3 maart 2017
- Magistraten
Mrs. F.B. Bakels, A.H.T. Heisterkamp, G. Snijders, M.V. Polak, C.E. du Perron
- Zaaknummer
15/05146
- Conclusie
plv. P-G mr. F.F. Langemeijer
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS926140:1
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2017:364, Uitspraak, Hoge Raad, 03‑03‑2017
ECLI:NL:PHR:2016:1323, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 23‑12‑2016
Beroepschrift, Hoge Raad, 14‑10‑2015
- Wetingang
Art. 7:653 BW
Essentie
Concurrentiebeding. Schriftelijkheidsvereiste. Relatiebeding. Incorporatiebeding.
Hoe moet het schriftelijkheidsvereiste bij een concurrentiebeding worden uitgelegd? Valt een relatiebeding ook onder de reikwijdte van art. 7:653 BW?
Samenvatting
Werknemer was tot 1 januari 2007 werkzaam in dienst van Lodder (werkgever). In de arbeidsovereenkomst was een concurrentiebeding opgenomen. Tevens was het personeelshandboek 2002 in deze arbeidsovereenkomst geïncorporeerd. Het personeelshandboek bevatte een relatiebeding gecombineerd met een boetebeding. Werknemer heeft vanaf 1 januari 2007 een eigen onderneming in de nabijheid van de vestiging van werkgever. Volgens werkgever heeft werknemer het relatiebeding overtreden en een boete verbeurd van € 247.218,99 wegens schending van een rechtsgeldig met ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.