WR 2020/91
Woonruimte – algemene voorwaarden: oneerlijk bewijsbeding hoofdverblijf? bewijswaardering
Hof 's-Hertogenbosch 28-04-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:1443, m.nt. C.L.J.M. de Waal
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
28 april 2020
- Magistraten
Mrs. C.E.L.M. Smeenk-van der Weijden, I.B.N. Keizer, M.E. Smorenburg
- Zaaknummer
200.242.012_01
- Noot
C.L.J.M. de Waal
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS207014:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
Huurrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Europees verbintenissenrecht
Huurrecht / Huur van woonruimte
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:GHSHE:2020:1443, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 28‑04‑2020
- Wetingang
(Art. 6:233 aanhef en onder a en art. 6:236 aanhef en onder k BW; Richtlijn 93/13/EEG)
Essentie
Woonruimte – algemene voorwaarden: oneerlijk bewijsbeding hoofdverblijf? bewijswaardering
Samenvatting
In de Algemene voorwaarden (art. 6.2.2) bij de huurovereenkomst woonruimte staat dat indien de huurder het gehuurde zonder de schriftelijke toestemming van verhuurder geheel of gedeeltelijk heeft onderverhuurd, in huur heeft afgestaan of aan derden in gebruik heeft gegeven, de bewijslast rust op de huurder dat hij het onafgebroken hoofdverblijf heeft in het gehuurde. Op grond van de algemene voorwaarden is huurder gehouden zijn hoofdverblijf in het gehuurde te hebben. In het tussenvonnis heeft de kantonrechter geoordeeld dat er aanwijzingen zijn dat huurder de nachten vaak elders verblijft en dat ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.