Einde inhoudsopgave
Mededeling 2016/C 262/01 betreffende het begrip ‘staatssteun’ in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie
107
Geldend
Geldend vanaf 19-07-2016
- Redactionele toelichting
De datum van afkondiging is de datum van het Publicatieblad. De datum van inwerkingtreding is de datum van het Publicatieblad.
- Bronpublicatie:
19-07-2016, PbEU 2016, C 262 (uitgifte: 19-07-2016, regelingnummer: 2016/C 262/01)
- Inwerkingtreding
19-07-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-07-2016, PbEU 2016, C 262 (uitgifte: 19-07-2016, regelingnummer: 2016/C 262/01)
- Vakgebied(en)
Aanbestedingsrecht / Mededinging
Mededingingsrecht / EU-mededingingsrecht
Eerdere blootstelling moet voor de toepassing van het criterium van de marktdeelnemer in een markteconomie worden bezien in het kader van nulscenario's. In het geval van bijvoorbeeld een eigen- of vreemdvermogensmaatregel in een overheidsbedrijf in moeilijkheden dient het verwachte rendement op dit soort investering te worden vergeleken met het verwachte rendement in het nulscenario van de liquidatie van de onderneming. Indien die liquidatie hogere winst of lagere verliezen oplevert, zou een voorzichtige marktdeelnemer in een markteconomie voor die optie kiezen (1). Daartoe mogen in de in aanmerking te nemen liquidatiekosten niet de kosten begrepen zijn die verband houden met de taken als overheid, maar alleen de kosten die een rationale marktdeelnemer in een markteconomie zou maken (2), mede rekening houdende met de ontwikkeling van de sociale, economische en milieucontext waarin deze opereert (3).
Voetnoten
Zie, in dat verband, het arrest van het Gerecht van 12 december 2000, Alitalia — Linee aeree italiane SpA/Commissie, T-296/97, ECLI:EU:T:2000:289, of het arrest van het Hof van Justitie van 24 januari 2013, Frucona Košice a.s./Commissie, C-73/11 P, ECLI:EU:C:2013:32, punten 79 en 80.
Arrest van het Hof van Justitie van 28 januari 2003, Duitsland/Commissie, C-334/99, ECLI:EU:C:2003:55, punt 140.
Arrest van het Gerecht van 11 september 2012, Corsica Ferries France SAS/Commissie, T-565/08, ECLI:EU:T:2012:415, punten 79–84, bevestigd in beroep, zie het arrest van het Hof van Justitie van 4 september 2014, Société nationale maritime Corse-Méditerranée (SNCM) SA en Frankrijk/Corsica Ferries France SAS, C-533/12 P en C-536/12 P, ECLI:EU:C:2014:2142, punten 40 en 41. In die zaak bevestigde de Unierechter dat het, in beginsel, op lange termijn economisch rationeel kan zijn voor particuliere investeerders, met name voor grote concerns, om aanvullende vergoedingen te betalen (om bijvoorbeeld het merkimago van een groep te beschermen). Niettemin dient uitvoerig te worden aangetoond dat de betaling van dit soort aanvullende vergoedingen noodzakelijk is in het concrete geval waarin het imago moet worden beschermd, en dient ook te worden aangetoond dat die betalingen een vaste praktijk zijn bij particuliere ondernemingen in vergelijkbare omstandigheden (voorbeelden alleen zijn niet voldoende).