Einde inhoudsopgave
Verordening op de advocatuur
Artikel 1.1 Definities
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2022
- Bronpublicatie:
30-11-2021, Stcrt. 2021, 49239 (uitgifte: 14-12-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-11-2021, Stcrt. 2021, 49239 (uitgifte: 14-12-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Juridische beroepen / Advocaat
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
advocaat: de in Nederland ingeschreven advocaat;
advocaat bij de Hoge Raad: de advocaat, bedoeld in artikel 9j, eerste lid, van de Advocatenwet;
advocatenpas: het door de Nederlandse orde van advocaten verstrekte authenticatiemiddel met een elektronische component dat een set van eigenschappen bevat waarmee toegang kan worden verleend tot bepaalde beveiligde internetdiensten;
basistest: de test, bedoeld in artikel 3.14, eerste lid, onderdeel a;
beoefenaar van een toegelaten vrij beroep: een beroepsbeoefenaar als bedoeld in artikel 5.4, eerste lid, onderdelen b en c;
beroepsopleiding advocaten: de opleiding, bedoeld in artikel 9c, van de Advocatenwet;
buitenstagiaire: de stagiaire aan wie op grond van artikel 9b, derde lid, van de Advocatenwet vrijstelling is verleend van de verplichting bij een patroon kantoor te houden;
CCBE: Council of Bars and Law Societies of Europe;
certificaat beroepsopleiding: het bewijs, bedoeld in artikel 8c, eerste lid, onderdeel c, onder 2°, van de Advocatenwet, dat met gunstig gevolg het in artikel 9c, eerste lid, van de Advocatenwet bedoelde examen is afgelegd;
deken: de deken van de orde in het arrondissement, bedoeld in artikel 22, tweede lid, van de Advocatenwet;
derdengelden: gelden die een relatie hebben met de dienst die door de advocaat wordt verleend en die niet zijn bestemd voor de advocaat in het kader van zijn optreden in die hoedanigheid, maar voor de cliënt of een derde, uitgezonderd verschotten en griffierechten;
financiële resultaat: het totaal van de ontvangen hoofdsom, rente, kostenvergoedingen, inclusief vergoeding op grond van artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek en (proces)kostenveroordelingen;
geaccrediteerde opleidingsinstelling: een opleidingsinstelling die de in artikel 3.25 bedoelde accreditatie heeft verkregen;
geheimhouder: een advocaat of een persoon met een van de advocaat afgeleide geheimhoudingsplicht en afgeleid verschoningsrecht;
geheimhoudernummer: een telefoon- of faxnummer dat doorgaans gebruikt wordt door geheimhouders voor vertrouwelijke communicatie;
gestructureerd intercollegiaal overleg: een gestructureerd overleg over vraagstukken met betrekking tot de dagelijkse praktijkvoering van advocaten;
houdster-rechtspersoon: een rechtspersoon die als feitelijke en statutaire activiteit heeft direct of indirect aandelen te houden in een praktijkrechtspersoon, lid te zijn van een coöperatie of op daarmee vergelijkbare wijze deel te nemen in een praktijkrechtspersoon;
intervisie: een gestructureerde en periodieke bespreking in een kleine groep hiërarchische gelijkwaardige professionals waarin dilemma’s en vragen over het eigen functioneren, de praktijkvoering en praktijkuitoefening centraal staan;
klacht: iedere schriftelijke uiting van ongenoegen van of namens de cliënt jegens de advocaat of de onder diens verantwoordelijkheid werkzame personen over de totstandkoming en de uitvoering van een overeenkomst van opdracht, de kwaliteit van de dienstverlening of de hoogte van de declaratie, niet zijnde een klacht als bedoeld in paragraaf 4 van de Advocatenwet;
onderwijsaanbieders: de aanbieder, bedoeld in artikel 3.24, de uitvoeringsorganisatie beroepsopleiding advocaten en een geaccrediteerde opleidingsinstelling;
patroon: de advocaat onder wiens begeleiding de stagiaire de praktijk uitoefent;
peer review: een gestructureerde inhoudelijke beoordeling van bij een advocaat in behandeling zijnde of behandelde dossiers door een reviewer, gevolgd door een gesprek tussen de advocaat en de reviewer;
praktijk uitoefenen in dienst: een advocaat die op grond van een arbeidsovereenkomst of aanstelling een werkgever heeft;
praktijkrechtspersoon: iedere op de uitoefening van de rechtspraktijk gerichte rechtspersoon die voldoet aan de in artikel 5.7 gestelde eisen, niet zijnde een houdster-rechtspersoon;
raad van de orde: de raad van de orde in het arrondissement, bedoeld in artikel 22, eerste lid, van de Advocatenwet;
samenwerkingsverband: een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 5.3;
specifieke kosten: kosten verbonden aan de behandeling van een zaak, waaronder in ieder geval
- a.
kosten gemaakt in opdracht van de advocaat voor medische adviezen en medische informatieverstrekking, toedrachtsonderzoeken of inschakeling van rekenbureaus, arbeidsdeskundigen en schade-experts; en
- b.
reiskosten van de advocaat, kosten van getuigen en tolken, deurwaarderskosten, kosten van gerechtelijk of buitengerechtelijk tussen partijen benoemde deskundigen, griffierecht, alsmede het bedrag van de eventuele kostenveroordeling van de rechtzoekende;
stage: de uitoefening van de praktijk door een advocaat onder begeleiding van een patroon;
stagiaire: een advocaat die verplicht is zijn praktijk uit te oefenen onder begeleiding van een patroon;
stagiaire-ondernemer: de stagiaire die de praktijk voor eigen risico en rekening uitoefent;
stichting derdengelden: een stichting die ten doel heeft de derdengelden te beheren;
uitvoeringsorganisatie: de uitvoeringsorganisatie, bedoeld in artikel 3.23.