RBP 2019/56
Internationale bevoegdheid Nederlandse rechter. Is de Nederlandse rechter bevoegd tot kennisneming van een vordering tot medewerking aan vestiging hypotheekrecht op buitenlandse onroerende zaken?
HR 10-05-2019, ECLI:NL:HR:2019:688
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
10 mei 2019
- Magistraten
Mrs. C.A. Streefkerk, M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek, C.E. du Perron, H.M. Wattendorff
- Zaaknummer
18/01205
- Conclusie
A-G mr. P. Vlas
- JCDI
JCDI:ADS70528:1
- Vakgebied(en)
Internationaal privaatrecht / Internationaal bevoegdheidsrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:688, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 10‑05‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:280, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 22‑02‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 20‑03‑2018
- Wetingang
Art. 24 Brussel I-bis
Essentie
Internationale bevoegdheid (Nederlandse) rechter.
Is de Nederlandse rechter bevoegd tot kennisneming van een vordering tot medewerking aan vestiging hypotheekrecht op buitenlandse onroerende zaken? Is de onderhavige vordering gebaseerd op een zakelijk recht en valt dit binnen het toepassingsbereik van art. 24, sub 1, Brussel I-bis?
Samenvatting
ING Bank N.V. ("ING") heeft een geldlening verstrekt aan een Franse vennootschap. De aandelen in de Franse vennootschap worden gehouden door een in Nederland woonachtige schuldenaar ("Schuldenaar"). Na kredietverstrekking door ING heeft de Schuldenaar een positieve/negatieve hypotheekverklaring getekend. Op enig moment verzoekt ING de Schuldenaar medewerking ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.