RvdW 2014/1290
Vereisten voor strafbaarheid van ‘grooming’ als bedoeld in art. 248e Sr.
HR 11-11-2014, ECLI:NL:HR:2014:3140
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
11 november 2014
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, J. de Hullu, H.A.G. Splinter-van Kan, Y. Buruma en V. van den Brink
- Zaaknummer
13/01999
- Conclusie
A-G mr. T.N.B.M. Spronken
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2014:3140, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 11‑11‑2014
ECLI:NL:PHR:2014:1418, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 27‑05‑2014
Beroepschrift, Hoge Raad, 04‑02‑2014
Essentie
Voor strafbaarheid van ‘grooming’ is onder meer vereist dat de verdachte ‘een ontmoeting voorstelt’, alsmede dat hij ‘enige handeling onderneemt gericht op het verwezenlijken van die ontmoeting’. Vastgesteld is dat de verdachte (i) bij herhaling bij het slachtoffer heeft aangedrongen op een ontmoeting en daartoe heeft voorgesteld elkaar te ontmoeten in het bos, in het winkelcentrum en bij haar thuis, waarbij hij een concrete middag, avond dan wel een tijdstip heeft genoemd;
(ii) er bij het slachtoffer herhaaldelijk op heeft aangedrongen dat de ontmoetingen snel zouden plaatsvinden en hij haar onder druk heeft gezet; en (iii) het slachtoffer ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.