Een proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het onderzoek van de inbeslaggenomen, digitale gegevensdragers met nummer [nummer] van 31 maart 2014 met als bijlagen de facturen en de bankafschriften van de Stichting, opgemaakt door de verbalisant [verbalisant] , dossierpagina 481 tot en met 523 (factuur A p. 492 en bankafschrift p. 494, factuur B p. 495 en bankafschrift p. 496, factuur C 498 en bankafschrift p. 494, factuur D p. 508, bankafschrift p. 507, factuur E p. 510 en bankafschrift p. 507, factuur F p. 517 en bankafschrift p. 516, factuur G p. 2134 en bankafschrift p. 494.
Hof Amsterdam, 20-08-2020, nr. 23-003809-16
ECLI:NL:GHAMS:2020:2312
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
20-08-2020
- Zaaknummer
23-003809-16
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2020:2312, Uitspraak, Hof Amsterdam, 20‑08‑2020; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2021:1563
Uitspraak 20‑08‑2020
Inhoudsindicatie
Het hof acht bewezen dat de verdachte facturen heeft vervalst en daarmee een stichting heeft opgelicht.
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-003809-16
Datum uitspraak: 20 augustus 2020
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 5 oktober 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-710145-12 tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1955,
adres: [adres] .
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 12 mei 2017 en 6 augustus 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
De verdachte is door rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2, 3 en 5 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraken.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – voor zover in hoger beroep nog aan de orde – tenlastegelegd dat:
1.hij in of omstreeks de periode van 17 oktober 2005 tot en met 17 juli 2006 te Amsterdam en/of te Zaandam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) (een) valse geschrift(en), te weten (onder meer):
A. een factuur gericht aan " [benadeelde 1] t.a.v. de penningmeester De heer [benadeelde 2] " voor "voor u uitgebrachte Campagnevoorstellen 2006", declaratie 20050028 d.d. 17 oktober 2005 voor een bedrag van EUR 9.508,10 (p. 492) en/of
B. een factuur gericht aan " [benadeelde 1] t.a.v. de penningmeester De heer [benadeelde 2] " voor "Secretariële werkzaamheden 4de kwartaal 2005", declaratie 20050036 d.d. 30 december 2005 voor een bedrag van EUR 9.002,35 (p. 495) en/of
C. een factuur gericht aan " [benadeelde 1] t.a.v. de fractievoorzitter de heer [benadeelde 2] " voor "Secretariële werkzaamheden januari en februari 2006", declaratie 20060008 d.d. 2 maart 2006 voor een bedrag van EUR 16.563,02 (p. 498) en/of
D. een factuur van [BV 1] B.V. gericht aan " [benadeelde 1] t.a.v. de penningmeester De heer [benadeelde 2] " voor "Doorbelasting nagekomen kosten", declaratie 20060013 d.d. 20 april 2006 voor een bedrag van EUR 1.937,32 (p. 508) en/of
E. een factuur van [BV 2] gericht aan " [benadeelde 1] t.a.v. de fractievoorzitter De heer [benadeelde 2] " voor "Voor u verzorgde huis aan huisleaflet", declaratie 27390 d.d. 5 april 2006 voor een bedrag van EUR 33.790,05 (p. 510) en/of
F. een factuur van [BV 3] gericht aan "Fractie [benadeelde 1] t.a.v [benadeelde 2] ", factuurnummer FSS 2006-007 d.d.16 april 2006 voor een bedrag van EUR 12.337,92 (p. 517) en/of G. een factuur gericht aan " [benadeelde 1] t.a.v. de penningmeester de heer [benadeelde 2] " voor "Afsluitende nota verkiezingsprogramma 2006", declaratie 20060012 d.d. 29 maart 2006 voor een bedrag van EUR 10.800,44 (p. 2134) en/of
zijnde (telkens) een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) in strijd met de waarheid op dit/deze geschrift(en) vermeld en/of doen vermelden dat
ad A: er werkzaamheden waren verricht voor de stichting [benadeelde 1] voor een bedrag van EUR 9.508,10, terwijl deze werkzaamheden in werkelijkheid niet hebben plaatsgevonden en/of de factuur is opgemaakt op een latere datum, te weten 14 maart 2006, dan de datum op de factuur, te weten 17 oktober 2005 en/of
ad B: er werkzaamheden waren verricht voor de stichting [benadeelde 1] voor een bedrag van EUR 9.002,35, terwijl deze werkzaamheden in werkelijkheid niet hebben plaatsgevonden en/of de factuur is opgemaakt op een latere datum, te weten 3 januari 2006 dan de datum op de factuur, te weten 30 december 2005 en/of
ad C: er werkzaamheden waren verricht voor de stichting [benadeelde 1] voor een bedrag van EUR 16.563,02, terwijl deze werkzaamheden in werkelijkheid niet hebben plaatsgevonden en/of de factuur is opgemaakt op een latere datum, te weten 14 maart 2006 dan de datum op de factuur, te weten 2 maart 2006 en/of
ad D: er werkzaamheden waren verricht door het bedrijf [BV 1] B.V. voor de stichting [benadeelde 1] voor een bedrag van EUR 1.937,32, terwijl deze werkzaamheden in werkelijkheid niet hebben plaatsgevonden en/of de factuur is opgemaakt op een latere datum, te weten2 mei 2006, dan de datum op de factuur, te weten 20 april 2006 en/of
ad E: er werkzaamheden waren verricht door het bedrijf [BV 2] voor de stichting [benadeelde 1] voor een bedrag van EUR 33.790,05, terwijl deze werkzaamheden in werkelijkheid niet hebben plaatsgevonden en/of de factuur is opgemaakt op een latere datum, te weten 2 mei 2006 dan de datum op de factuur, te weten 5 april 2006 en/of
ad F: er werkzaamheden waren verricht door het bedrijf [BV 3] voor de stichting [benadeelde 1] voor een bedrag van EUR 12.337,92, terwijl deze werkzaamheden in werkelijkheid niet hebben plaatsgevonden en/of de factuur is opgemaakt op een latere datum, te weten 2 mei 2006, dan de datum op de factuur, te weten 16 april 2006 en/of
ad G: er werkzaamheden waren verricht voor de stichting [benadeelde 1] voor een bedrag van EUR 10.800,44, terwijl deze werkzaamheden in werkelijkheid niet hebben plaatsgevonden en/of de factuur is opgemaakt op een latere datum, te weten 3 april 2006, dan de datum op de factuur, te weten 29 maart 2006 en/of zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
4.hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 17 oktober 2005 tot en met 17 juli 2006 te Amsterdam en/of te Zaandam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels een rechtspersoon, te weten Stichting [benadeelde 1] heeft bewogen tot de afgifte van een of meerdere geldbedragen, te weten:
- een totaalbedrag van ongeveer EUR 66.221,72, althans een geldbedrag, betaald aan [BV 1] B.V. en/of
- een totaalbedrag van ongeveer EUR 31.371,97, althans een geldbedrag, betaald aan mevrouw [naam 1] en/of
- een totaalbedrag van ongeveer EUR 32.729,27, althans een geldbedrag, betaald aan [BV 3] en/of
- een bedrag van ongeveer EUR 33.790,05, althans een geldbedrag, betaald aan [BV 2] en/of
- een totaalbedrag van ongeveer EUR 60.017,74, althans een geldbedrag, betaald aan [naam 2] ,
althans een totaalbedrag van ongeveer EUR 224.130,75, in elk geval van (telkens) enig goed,
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid (onder meer):
- een ofmeerdere valse en/of vervalste factu(u)r(en) opgemaakt op naam van mevrouw [naam 1] en/of het bedrijf/de bedrijven [BV 1] B.V. en/of [BV 3] en/of [BV 2] en/of [naam 2] voor werkzaamheden die nooit hebben plaatsgevonden en/of
- een of meerdere van deze fact(u)ur(en) geantedateerd door de factu(u)r(en) op een latere datum op te maken dan de datum/data die op de factu(u)r(en) vermeld staat/staan en/of
- deze factu(u)r(en) verzonden naar en/of verstrekt aan de Stichting [benadeelde 1] en/of
- een/de overschrijvingskaart(en) voor de betaling van deze factu(u)r(en) alvast laten ondertekenen door de heer [naam 3] senior, althans zelf (een) valse en/of vervalste handtekening(en) op deze overschrijvingskaart(en) gezet en/of
- deze overschrijvingskaart(en) vervolgens verzonden naar de bank,
waardoor die stichting (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte(n); en/of
hij op en of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 17 oktober 2005 tot en met 17 juli 2006 te Amsterdam en/of te Zaandam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk een of meerdere geldbedrag(en), te weten:
- een totaalbedrag van ongeveer EUR 66.221,72 , althans een geldbedrag, betaald aan [BV 1] B.V. en/of
- een totaalbedrag van ongeveer EUR 31.371,97, althans een geldbedrag, betaald aan mevrouw [naam 1] en/of
- een totaalbedrag van ongeveer EUR 32.729,27, althans een geldbedrag, betaald aan [BV 3] en/of
- een bedrag van ongeveer EUR 33.790,05, althans een geldbedrag, betaald aan [BV 2] en/of
- een totaalbedrag van ongeveer EUR 60.017,74, althans een geldbedrag, betaald aan [naam 2] ,
althans een totaalbedrag van ongeveer EUR 224.130,75, in elk geval van (telkens) enig goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan de Stichting [benadeelde 1] , althans aan (een) ander(en) dan verdachte en/of zijn mededader(s) en welk(e) geldbedrag(en) verdachte en/of zijn mededader(s) anders dan door misdrijf, namelijk uit hoofde van zijn/hun persoonlijke dienstbetrekking en/of van zijn/hun beroep en/of tegen geldelijke vergoeding, te weten als (tijdelijk) administrateur en/of jurist en/of kandidaat raadslid en/of feitelijk leidinggevende van de Stichting [benadeelde 1] onder zich had(den) en/of als beheerder van een stichting, te weten de Stichting [benadeelde 1] onder zich had(den) en gepleegd ten opzichte van het/de goed(eren) die hij en/of zijn mededader(s) als zodanig onder zich had(den), zich wederrechtelijk heeft/hebben toegeëigend; en/of
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 17 oktober 2005 tot en met 17 juli 2006 te Amsterdam en/of te Zaandam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen:
- een totaalbedrag van ongeveer EUR 66.221,72 , althans een geldbedrag, betaald aan [BV 1] B.V. en/of
- een totaalbedrag van ongeveer EUR 31.371,97, althans een geldbedrag, betaald aan mevrouw [naam 1] en/of
- een totaalbedrag van ongeveer EUR 32.729,27, althans een geldbedrag, betaald aan [BV 3] en/of
- een bedrag van ongeveer EUR 33.790,05, althans een geldbedrag, betaald aan [BV 2] en/of
- een totaalbedrag van ongeveer EUR 60.017,74, althans een geldbeddrag, betaald aan [naam 2] ,
althans een totaalbedrag van ongeveer EUR 224.130,75, in elk geval (telkens) enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten Stichting [benadeelde 1] , toebehoorde(n), terwijl hij en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of het weg tenemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van valse sleutels en/of van (een) valse order(s), te weten door (blanco) overschrijvingskaart(en) alvast te laten ondertekenen door de heer [naam 3] senior, althans door zelf (een) valse en/of vervalste handtekening(en) op deze overschrijvingskaart(en) te zetten en deze naar de bank te verzenden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aan de hand van zijn pleitnota het hof verzocht de verdachte vrij te spreken van hetgeen hem onder 1 en 4 is tenlastegelegd. Hij heeft daartoe onder meer aangevoerd dat de verdachte weliswaar uitermate slordig heeft gedeclareerd, maar dat geen sprake is van valse facturen (feit 1), aangezien de door de verdachte gefactureerde werkzaamheden daadwerkelijk zijn verricht. De overige valsheden genoemd onder feit 1, zoals de datering van de facturen en de omschreven werkzaamheden, zijn slechts ‘uiterlijk van aard’. Voorts moet de verklaring van de aangever [benadeelde 2] ( [benadeelde 2] .) worden uitgesloten van het bewijs vanwege de ongeloofwaardigheid daarvan. Gelet op het voorgaande kan de oplichting van de Stichting [benadeelde 1] niet worden bewezenverklaard; de door de verdachte verstuurde facturen zijn immers, zoals afgesproken met [benadeelde 2] sr., betaald door [benadeelde 2] .
Bewijsoverwegingen ten aanzien van de feiten 1 en 4
Uit de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep is het volgende naar voren gekomen.
Verklaringen van de verdachte
De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep als volgt verklaard.
Vanaf 2002 heeft hij werkzaamheden verricht voor de Stichting [benadeelde 1] (hierna: de Stichting). Hij deed dat op verzoek van [naam 3] (hierna: [naam 3] sr.). [naam 3] sr. was de voorzitter van de Stichting, [benadeelde 2] (hierna: [benadeelde 2] .) was de penningmeester. Vanaf 2006 heeft de verdachte zelf facturen gemaakt op zijn computer en verstuurd naar de Stichting. Hij heeft deze facturen verstuurd voor werkzaamheden die door hem in privé zijn verricht, voor werkzaamheden uit naam van [BV 1] B.V. en voor werkzaamheden vanuit zijn eenmanszaak [BV 3] (ook handelend onder de naam [BV 2] ). Voorts heeft de verdachte gefactureerd uit naam van [naam 2] , een eenmanszaak van [naam 1] , terwijl hij wist dat [naam 1] niets van doen had met de op de factuur vermelde werkzaamheden. De facturen zijn een eindafrekening voor werkzaamheden die tussen 2002 en 2006 zijn verricht; de vermelding in de facturen dat de werkzaamheden enkel zijn verricht in 2005 en 2006, is daarom niet juist. De verdachte heeft geen urenadministratie bijgehouden en heeft evenmin op de facturen vermeld hoeveel uren aan de werkzaamheden zijn besteed en voor welk tarief. Volgens de verdachte is hij op een moment mondeling met [benadeelde 2] sr. overeengekomen dat hij een ‘redelijk bedrag’ aan de Stichting zou mogen declareren voor zijn werkzaamheden. [benadeelde 2] sr. dan wel [benadeelde 2] . hebben volgens de verdachte namens de Stichting alle facturen betaald, tot een totaalbedrag van ruim € 200.000.
Redengevende feiten en omstandigheden
Op de laptop van de verdachte zijn facturen aangetroffen; meestal opgemaakt in een sjabloon van briefpapier van één van de ondernemingen van [naam 1] of van de verdachte. Zeven daarvan zijn tenlastegelegd onder feit 1.
De op de facturen vermelde geldbedragen zoals genoemd in feit 1 komen overeen met de bedragen die van de bankrekening van de Stichting met nummer [rekeningnummer 1] zijn afgeschreven. Uit het onderzoek van de laptop is gebleken dat de facturen telkens zijn aangemaakt/opgemaakt op een latere datum dan de dagtekening van de factuur. De betalingen vanaf de bankrekening van de Stichting zijn vaak binnen twee weken na het aanmaken van de facturen gedaan en binnen een korte periode, voornamelijk tussen 24 januari 2006 en 17 juli 2006.1.
Uit onderzoek van de laptop is niet gebleken van enig bestand dat wijst op concrete werkzaamheden die door de verdachte zijn verricht voor de Stichting en die in verband kunnen worden gebracht met de onder feit 1 bedoelde facturen. Evenmin is gebleken van documenten of correspondentie die zien op zakelijke afspraken over de betaling van zijn werkzaamheden.2.
[benadeelde 2] ., destijds de penningmeester en later de vereffenaar van de Stichting, heeft aangifte gedaan. Op een moment in 2006 heeft hij op de bankrekening van de Stichting gezien dat een geldbedrag van in totaal € 224.130,74 was afgeschreven en dat het saldo vrijwel nihil was.3.
Op 16 maart 2006 is in één keer een geldbedrag van € 227.143,54 overgeboekt vanaf de kapitaalrekening (spaarrekening) naar de betaalrekening van de Stichting met het nummer [rekeningnummer 1] . Tussen 24 januari 2006 en 17 juli 2006 zijn 14 geldbedragen afgeschreven van de betaalrekening van de Stichting, voor een totaalbedrag van € 224.130,74. Opmerkelijk is dat 13 van de 14 overboekingen plaatsvonden binnen enkele maanden na de onttrekking van het bedrag op de kapitaalrekening. Deze betalingen zijn ten goede gekomen aan de rekeningen van de ondernemingen van de verdachte en [naam 1] en aan [naam 1] in privé, zoals zichtbaar op de hieronder opgesomde afschriften van de bankrekening met nummer [rekeningnummer 1] van de Stichting (p. 341):4.
Datum bedrag naar rekening ten name van
24 januari 2006 € 9.002,35 [rekeningnummer 2] [BV 1] BV
24 maart 2006 € 9.508,10 [rekeningnummer 2] [BV 1] BV
24 maart 2006 € 16.563,02 [rekeningnummer 2] [BV 1] BV
24 maart 2006 € 10.808,77 [rekeningnummer 3] [naam 1]
31 maart 2006 € 20.391,34 [rekeningnummer 4] [BV 3]
10 april 2006 € 19.237,54 [rekeningnummer 2] [BV 1] BV
10 april 2006 € 5.747,70 [rekeningnummer 3] [naam 1]
10 april 2006 € 14.815,50 [rekeningnummer 3]
15 mei 2006 € 1.937,32 [rekeningnummer 2] [BV 1] BV
15 mei 2006 € 33.790,05 [rekeningnummer 5] [verdachte]
15 mei 2006 € 34.266,05 [rekeningnummer 6] [naam 2]
20 juni 2006 € 12.337,92 [rekeningnummer 7] [BV 3]
14 juli 2006 € 9.973,39 [rekeningnummer 2] [BV 1] BV
17 juli 2006 € 25.751,69 [rekeningnummer 6] [naam 2] .
Het geld dat vanaf de bankrekening van de Stichting aan [naam 1] in privé is overgemaakt, is vervolgens grotendeels overgeboekt naar de rekening met het nummer [rekeningnummer 2] van [BV 1] BV.5.De naar de eenmanszaak van [naam 1] , [naam 2] , overgeboekte geldbedragen zijn grotendeels overgemaakt naar de bankrekeningen van [BV 1] BV en de eenmanszaak van de verdachte, [BV 3] .6.
[naam 1] , die destijds administratieve werkzaamheden verrichtte voor de verdachte, heeft als getuige op 3 december 2015 ten overstaan van de rechter-commissaris verklaard7.dat zij in 2006 voor grote bedragen facturen van de verdachte heeft ingeboekt in de administratie en dat zij niet wist in hoeverre de verdachte betrokken was bij de Stichting, dan wel welke werkzaamheden hij daarvoor verricht heeft.
Overwegingen van het hof
Feit 1
In het licht van de boven beschreven feiten en omstandigheden heeft de verdachte de facturen zoals verstuurd naar de Stichting valselijk opgemaakt. Hij heeft deze geantedateerd en verder zijn de datering en de omschrijving van de werkzaamheden niet juist. Voor zover het om voor [naam 1] gedeclareerde bedragen ging, wist de verdachte dat zij de werkzaamheden in het geheel niet had verricht. Het hof is van oordeel dat de verdachte alle facturen valselijk heeft opgemaakt met betrekking tot de door hem gedeclareerde bedragen.
Het hof sluit niet uit dat de verdachte in een periode van enkele jaren enige werkzaamheden heeft verricht voor de Stichting. Echter, uit het dossier kan niet worden afgeleid welke werkzaamheden dat concreet zijn geweest en hoeveel tijd daar door de verdachte aan is besteed. Evenmin is aannemelijk geworden dat over het zenden van de declaraties en de omvang van de daarop vermelde bedragen een afspraak is gemaakt met het bestuur van de Stichting. Het hof is daarom van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte recht had op de betalingen zoals gedeclareerd. Het onder feit 1 tenlastegelegde kan daarom wettig en overtuigend worden bewezenverklaard.
Nader horen aangever en bewijsuitsluiting
Nu het hof de aangifte van [benadeelde 2] . enkel heeft gebezigd tot het bewijs voor zover deze wordt ondersteund door objectieve bewijsmiddelen zoals de bankafschriften van de Stichting, is het nader horen van deze getuige niet noodzakelijk. Het voorgaande leidt het hof ook tot de conclusie dat het verweer, strekkende tot bewijsuitsluiting van [benadeelde 2] verklaringen, dient te worden verworpen.
Nader horen getuige [getuige]
Nu het hof niet uitsluit dat de verdachte enige werkzaamheden voor de Stichting heeft verricht, maar van oordeel is dat hij geen recht had op een financiële vergoeding daarvan, is het nader horen van de getuige [getuige] - over het al dan niet verrichten van werkzaamheden door de verdachte - niet noodzakelijk.
Feit 4
Gezien de eigen verklaringen van de verdachte en de inhoud van het dossier, heeft de Stichting naar aanleiding van de door de verdachte vals opgemaakte en verstuurde facturen geldbedragen overgemaakt tot een bedrag van in totaal € 224.130,75. Zodoende heeft de verdachte de Stichting door middel van deze facturen bewogen tot de afgifte van de daarop genoemde geldbedragen. De Stichting is door frauduleus handelen van de verdachte, in haar eigen nadeel, overgegaan tot het ten onrechte uitbetalen van grote geldbedragen. Door wie en op welke wijze de betalingsopdrachten namens de Stichting zijn gegeven, kan naar het oordeel van het hof in het midden blijven.
Ten aanzien van de onder feit 1 ad G bedoelde factuur is gebleken dat deze factuur van een latere datum is, namelijk van 29 maart 2006, dan de overboeking van het geldbedrag op 24 maart 2006. De verdachte heeft hierover ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat de Stichting deze betaald zal hebben op basis van een concept. Gelet op het voorgaande, is het hof van oordeel dat de verdachte geen recht had op betalingen voor zijn werkzaamheden en is de Stichting bewogen tot afgifte van het geld door middel van een valse (concept) factuur. Er is daarom geen reden om een bedrag van € 10.808,77 dat aan [naam 1] is overgemaakt, in mindering te brengen op het totaalbedrag zoals tenlastegelegd onder feit 4.
Evenals de rechtbank heeft het hof in ogenschouw genomen dat het geldbedrag van € 33.790,05 (feit 1 ad E en feit 4) door de Stichting is overgemaakt naar de bankrekening met nummer [rekeningnummer 5] van de verdachte in privé (rekeningafschrift, pagina 507 van het dossier). Bij het onderzoek aan de computer van de verdachte is een factuur aangetroffen van [BV 2] , in verband met dit geldbedrag, waarop het rekeningnummer van de verdachte is vermeld (pagina 510 van het dossier). Nu [BV 2] een eenmanszaak van de verdachte was en hij heeft verklaard dat hij de facturen heeft opgemaakt en verzonden en het gedeclareerde bedrag is overgemaakt op de rekening die vermeld staat op de factuur, acht het hof bewezen dat de Stichting naar aanleiding van genoemde factuur € 33.790,05 heeft overgemaakt aan [BV 2] , op de bankrekening van de verdachte.
Het hof is van oordeel dat het onder feit 4 tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezenverklaard.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.hij in de periode van 17 oktober 2005 tot en met 17 juli 2006 in Nederland meermalen valse geschriften, te weten:
A. een factuur gericht aan " [benadeelde 1] t.a.v. de penningmeester De heer [benadeelde 2] " voor "voor u uitgebrachte Campagnevoorstellen 2006", declaratie 20050028 d.d. 17 oktober 2005 voor een bedrag van € 9.508,10 (p. 492) en
B. een factuur gericht aan " [benadeelde 1] t.a.v. de penningmeester De heer [benadeelde 2] " voor "Secretariële werkzaamheden 4de kwartaal 2005", declaratie 20050036 d.d. 30 december 2005 voor een bedrag van € 9.002,35 (p. 495) en
C. een factuur gericht aan " [benadeelde 1] t.a.v. de fractievoorzitter de heer [benadeelde 2] " voor "Secretariële werkzaamheden januari en februari 2006", declaratie 20060008 d.d. 2 maart 2006 voor een bedrag van € 16.563,02 (p. 498) en
D. een factuur van [BV 1] B.V. gericht aan " [benadeelde 1] t.a.v. de penningmeester De heer [benadeelde 2] " voor "Doorbelasting nagekomen kosten", declaratie 20060013 d.d. 20 april 2006 voor een bedrag van € 1.937,32 (p. 508) en
E. een factuur van [BV 2] gericht aan " [benadeelde 1] t.a.v. de fractievoorzitter De heer [benadeelde 2] " voor "Voor u verzorgde huis aan huisleaflet", declaratie 27390 d.d. 5 april 2006 voor een bedrag van € 33.790,05 (p. 510) en
F. een factuur van [BV 3] gericht aan "Fractie [benadeelde 1] t.a.v [benadeelde 2] ", factuurnummer FSS 2006-007 d.d.16 april 2006 voor een bedrag van € 12.337,92 (p. 517) en
G. een factuur gericht aan " [benadeelde 1] t.a.v. de penningmeester de heer [benadeelde 2] " voor "Afsluitende nota verkiezingsprogramma 2006", declaratie 20060012 d.d. 29 maart 2006 voor een bedrag van € 10.800,44 (p. 2134),
zijnde telkens een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte telkens in strijd met de waarheid op deze geschriften vermeld dat
ad A: er werkzaamheden waren verricht voor de stichting [benadeelde 1] voor een bedrag van
€ 9.508,10, terwijl deze werkzaamheden in werkelijkheid niet hebben plaatsgevonden en de factuur is opgemaakt op een latere datum, te weten 14 maart 2006, dan de datum op de factuur, te weten 17 oktober 2005 en
ad B: er werkzaamheden waren verricht voor de stichting [benadeelde 1] voor een bedrag van
€ 9.002,35, terwijl deze werkzaamheden in werkelijkheid niet hebben plaatsgevonden en de factuur is opgemaakt op een latere datum, te weten 3 januari 2006 dan de datum op de factuur, te weten 30 december 2005 en
ad C: er werkzaamheden waren verricht voor de stichting [benadeelde 1] voor een bedrag van
€ 16.563,02, terwijl deze werkzaamheden in werkelijkheid niet hebben plaatsgevonden en de factuur is opgemaakt op een latere datum, te weten 14 maart 2006 dan de datum op de factuur, te weten 2 maart 2006 en
ad D: er werkzaamheden waren verricht door het bedrijf [BV 1] B.V. voor de stichting [benadeelde 1] voor een bedrag van € 1.937,32, terwijl deze werkzaamheden in werkelijkheid niet hebben plaatsgevonden en de factuur is opgemaakt op een latere datum, te weten 2 mei 2006, dan de datum op de factuur, te weten 20 april 2006 en
ad E: er werkzaamheden waren verricht door het bedrijf [BV 2] voor de stichting [benadeelde 1] voor een bedrag van € 33.790,05, terwijl deze werkzaamheden in werkelijkheid niet hebben plaatsgevonden en de factuur is opgemaakt op een latere datum, te weten 2 mei 2006 dan de datum op de factuur, te weten 5 april 2006 en
ad F: er werkzaamheden waren verricht door het bedrijf [BV 3] voor de stichting [benadeelde 1] voor een bedrag van € 12.337,92, terwijl deze werkzaamheden in werkelijkheid niet hebben plaatsgevonden en/of de factuur is opgemaakt op een latere datum, te weten 2 mei 2006, dan de datum op de factuur, te weten 16 april 2006 en
ad G: er werkzaamheden waren verricht voor de stichting [benadeelde 1] voor een bedrag van
€ 10.800,44, terwijl deze werkzaamheden in werkelijkheid niet hebben plaatsgevonden en de factuur is opgemaakt op een latere datum, te weten 3 april 2006, dan de datum op de factuur, te weten 29 maart 2006,
zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
4.hij in de periode van 17 oktober 2005 tot en met 17 juli 2006 in Nederland, telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een of meer listige kunstgrepen een rechtspersoon, te weten Stichting [benadeelde 1] , heeft bewogen tot de afgifte van meerdere geldbedragen, te weten:
- een totaalbedrag van € 66.221,72 betaald aan [BV 1] B.V. en
- een totaalbedrag van € 31.371,97 betaald aan mevrouw [naam 1] en
- een totaalbedrag van € 32.729,27 betaald aan [BV 3] en
- een bedrag van € 33.790,05 betaald aan [BV 2] en
- een totaalbedrag van € 60.017,74 betaald aan [naam 2] ,
althans een totaalbedrag van € 224.130,75,
hebbende verdachte telkens met voren omschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en listiglijk en in strijd met de waarheid:
- valse facturen opgemaakt op naam van de bedrijven [BV 1] B.V. en [BV 3] en [BV 2] en [naam 2] voor werkzaamheden die nooit hebben plaatsgevonden en
- deze facturen geantedateerd door de facturen op een latere datum op te maken dan de data die op de facturen vermeld staan en
- deze facturen verzonden naar en/of verstrekt aan de Stichting [benadeelde 1] ,
waardoor die stichting werd bewogen tot bovenomschreven afgiften.
Hetgeen onder 1 en 4 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat zoals deze zijn opgenomen onder de kopjes ‘verklaringen van de verdachte’ en ‘redengevende feiten en omstandigheden’.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 4 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
oplichting, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 4 bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 4 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 4 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 150.000,00 en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van twee jaar.
De raadsman van de verdachte heeft het hof gewezen op de overschrijding van de redelijke termijn en heeft verzocht de verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, dan wel een taakstraf.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft facturen vervalst en heeft door middel van die facturen een stichting opgelicht.
Door zijn frauduleus handelen, gericht op gemakkelijk eigen financieel gewin, heeft de verdachte zich ruim € 200.000 toegeëigend. Dit geldbedrag was door de gemeente Amsterdam aan de Stichting verstrekt als een voorschot op de tegemoetkoming in de kosten van de politieke partij [benadeelde 1] . Door toedoen van de verdachte is dit bedrag verdwenen.
Het hof acht de beide feiten ernstig en zeer laakbaar en neemt als strafverzwarende factor in ogenschouw dat de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep op geen enkele manier blijk heeft gegeven van inzicht in het laakbare van zijn handelen.
Bij het bepalen van de straf(maat) heeft het hof acht geslagen op de LOVS oriëntatiepunten inzake fraudedelicten, in samenhang met de hoogte van het benadelingsbedrag. Gelet op dit benadelingsbedrag, de manier waarop de fraude is gepleegd en in aanmerking genomen dat het om gemeenschapsgeld gaat, acht het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf de enige juiste sanctie. Het hof heeft in hetgeen de raadsman heeft aangevoerd geen aanleiding gezien een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde is het hof van oordeel dat een straf, zoals door de raadsman is voorgesteld, geen recht doet aan de feiten. Het hof acht, alles afwegende, een vrijheidsstraf van 12 maanden in dit geval passend en geboden.
Het hof heeft voorts acht geslagen op de omstandigheid dat in dit geval de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM is overschreden. De verdachte is op 25 november 2013 in verzekering gesteld en het hof doet uitspraak op 20 augustus 2020. Uitgaande van twee jaren per rechtelijke instantie is de redelijke termijn overschreden met twee jaar en negen maanden. Het hof zal deze overschrijding compenseren, in die zin dat het hof de verdachte in plaats van een gevangenisstraf van 12 maanden, een gevangenisstraf van 10 maanden zal opleggen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van € 224.130,74. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in de vordering tot schadevergoeding.
Het hof overweegt als volgt. Uit een uittreksel van de Kamer van Koophandel is gebleken dat de Stichting is opgeheven met ingang van 23 september 2008. [benadeelde 2] . is op een moment door de rechtbank benoemd tot vereffenaar van de Stichting. De ontbinding van de rechtspersoon zou op een latere datum ongedaan zijn gemaakt. Ter terechtzitting in hoger beroep is geen vertegenwoordiger van de Stichting verschenen, als gevolg waarvan niet duidelijk is wat de huidige stand van zaken is met betrekking tot de status van de benadeelde partij en/of haar vertegenwoordiging.
Het hof is van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
. heeft zijn vordering tot schadevergoeding in hoger beroep ingetrokken. Als gevolg daarvan beslist het hof niet op deze vordering tot schadevergoeding.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 225 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2, 3 en 5 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 4 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.P.M. van Rijn, mr. E. van Die en mr. H.A. van Eijk, in tegenwoordigheid van
mr. A. Scheffens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
20 augustus 2020.
Mr. E. van Die en mr. H.A. van Eijk zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 20‑08‑2020
Een proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het onderzoek van de inbeslaggenomen, digitale gegevensdragers met nummer [nummer] van 31 maart 2014 met als bijlagen de facturen en de bankafschriften van de Stichting, opgemaakt door de verbalisant [verbalisant] , dossierpagina 488.
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer [nummer] van 14 november 2013 met als bijlage een geschrift, te weten een aangifte van [benadeelde 2] , opgesteld door de verbalisant [verbalisant] , dossierpagina 280.
Een proces-verbaal van analyse van rekening [rekeningnummer 1] ten name van de Stichting, met nummer [rekeningnummer 8] van 23 oktober 2013 met bijlage, opgemaakt door de verbalisant [verbalisant] , dossierpagina 339 tot en met 346 en geschriften, te weten bankafschriften van de Stichting van rekeningnummer [rekeningnummer 1] , dossierpagina 1703 tot en met 1708.
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer [nummer] betreffend de analyse van rekening [rekeningnummer 3] ten name van [naam 1] van 23 oktober 2013, met bijlage, opgemaakt door de verbalisant [verbalisant] , dossierpagina 399 tot en met 402.
Een proces-verbaal van bevindingen met bijlage van 23 oktober 2013 met nummer [nummer] betreffend analyse van rekening [rekeningnummer 6] ten name van [naam 2] , opgemaakt door de verbalisant [verbalisant] , dossierpagina 403 tot en met 407.
pagina 2 en 3.