RAV 2022/33
Recht op privacy. Weegt het grondrecht van een kind om te weten wie zijn biologische vader is zwaarder dan het grondrecht van de vermoedelijke biologische vader om afstamming geheim te houden en geen DNA-test te ondergaan?
HR 11-03-2022, ECLI:NL:HR:2022:349
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
11 maart 2022
- Magistraten
Mrs. G. de Groot, C.H. Sieburgh, H.M. Wattendorff, F.J.P. Lock, F.R. Salomons
- Zaaknummer
20/02857
- Conclusie
A-G mr. P. Vlas
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS648166:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Privacy / Algemeen
Personen- en familierecht / Afstamming en adoptie
Personen- en familierecht / Algemeen
Staatsrecht / Grondrechten
Verbintenissenrecht / Onrechtmatige daad
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2022:349, Uitspraak, Hoge Raad, 11‑03‑2022
ECLI:NL:PHR:2021:841, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 17‑09‑2021
Beroepschrift, Hoge Raad, 21‑10‑2020
- Wetingang
Art. 6:162 BW; art. 8 EVRM
Essentie
Recht op privacy. Botsing grondrechten. Belangenafweging. Onrechtmatige daad.
Prevaleert het fundamentele recht van een kind om te weten wie zijn biologische vader is boven het eveneens fundamentele recht van een vermoedelijke verwekker die recht heeft op bescherming van zijn privéleven en daarom niet zou hoeven mee te werken aan een DNA-test?
Samenvatting
Een in 1968 geboren persoon vordert dat zijn vermoedelijke biologische vader wordt veroordeeld om mee te werken aan het laten afnemen van DNA. Hij legt daaraan ten grondslag dat de vermoedelijke biologische vader onrechtmatig jegens hem handelt door niet mee te werken aan DNA-onderzoek en ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.