NJB 2021/1337
Nemo tenetur-beginsel: in het Nederlandse recht is niet een onvoorwaardelijk recht of beginsel verankerd dat een verdachte op geen enkele wijze kan worden verplicht tot het verlenen van medewerking aan het verkrijgen van voor hem mogelijk bezwarend bewijsmateriaal. Voor zover het erom gaat of het in art. 6 EVRM gelegen nemo teneturbeginsel is geschonden, is beslissend of het gebruik tot het bewijs van het onder dwang van de verdachte verkregen materiaal in een strafzaak zijn recht om te zwijgen en daarmee zijn recht om zichzelf niet te belasten van zijn betekenis zou ontdoen. In casu is de verdachte vanwege een aan de Staat nog te betalen schadevergoedingsbedrag bij zijn woning bezocht door een opsporingsambtenaar die aan de verdachte heeft medegedeeld dat hij ‘zo spoedig mogelijk moest gaan betalen en dat hij anders een keer aangehouden zal worden’. Mede erop gelet dat de mededeling van de opsporingsambtenaar aan de verdachte wel kan worden opgevat als een klemmende herinnering aan diens resterende verplichting tot betaling, maar dat deze mededeling niet tot gevolg heeft dat de verdachte werd gedwongen op dat moment een uit enig misdrijf afkomstig geldbedrag aan hem te overhandigen, is het recht van de verdachte om zichzelf niet te belasten niet geschonden
HR 20-04-2021, ECLI:NL:HR:2021:515
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
20 april 2021
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, Y. Buruma, A.E.M. Röttgering
- Zaaknummer
19/04236
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Materieel strafrecht / Sancties
Strafprocesrecht / Voorfase
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2021:515, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 20‑04‑2021
- Wetingang
(art. 6 EVRM)
Essentie
Nemo tenetur-beginsel: in het Nederlandse recht is niet een onvoorwaardelijk recht of beginsel verankerd dat een verdachte op geen enkele wijze kan worden verplicht tot het verlenen van medewerking aan het verkrijgen van voor hem mogelijk bezwarend bewijsmateriaal. Voor zover het erom gaat of het in art. 6 EVRM gelegen nemo teneturbeginsel is geschonden, is beslissend of het gebruik tot het bewijs van het onder dwang van de verdachte verkregen materiaal in een strafzaak zijn recht om te zwijgen en daarmee zijn recht om zichzelf niet te belasten van zijn betekenis zou ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.