NJB 2021/1337:Nemo tenetur-beginsel: in het Nederlandse recht is niet een onvoorwaardelijk recht of beginsel verankerd dat een verdachte op geen enkele wijze kan worden verplicht tot het verlenen van medewerking aan het verkrijgen van voor hem mogelijk bezwarend bewijsmateriaal. Voor zover het erom gaat of het in art. 6 EVRM gelegen nemo teneturbeginsel is geschonden, is beslissend of het gebruik tot het bewijs van het onder dwang van de verdachte verkregen materiaal in een strafzaak zijn recht om te zwijgen en daarmee zijn recht om zichzelf niet te belasten van zijn betekenis zou ontdoen. In casu is de verdachte vanwege een aan de Staat nog te betalen schadevergoedingsbedrag bij zijn woning bezocht door een opsporingsambtenaar die aan de verdachte heeft medegedeeld dat hij ‘zo spoedig mogelijk moest gaan betalen en dat hij anders een keer aangehouden zal worden’. Mede erop gelet dat de mededeling van de opsporingsambtenaar aan de verdachte wel kan worden opgevat als een klemmende herinnering aan diens resterende verplichting tot betaling, maar dat deze mededeling niet tot gevolg heeft dat de verdachte werd gedwongen op dat moment een uit enig misdrijf afkomstig geldbedrag aan hem te overhandigen, is het recht van de verdachte om zichzelf niet te belasten niet geschonden