Einde inhoudsopgave
RvdW 2009, 1233
Hoge Raad ambtshalve: deel feiten mogelijk verjaard en voorwaardelijke veroordeling in strijd met art. 14a (oud).
HR 13-10-2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ3695
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
13 oktober 2009
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, J. de Hullu, H.A.G. Splinter-van Kan
- Zaaknummer
08/02542
- Conclusie
A-G Jörg
- LJN
BJ3695
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2009:BJ3695, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 13‑10‑2009
ECLI:NL:PHR:2009:BJ3695, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 07‑07‑2009
- Wetingang
Essentie
1. Tijdsverloop tussen enerzijds de tijdstippen waarop een aantal feiten volgens de tenlastelegging is begaan en anderzijds de vordering tot bewaring is zodanig dat daaruit rechtstreeks de mogelijkheid voortvloeit dat vervolgingsrecht was verjaard. Hof had daarom moeten doen blijken of een onderzoek naar de ontvankelijkheid van het OM heeft plaatsgevonden.
2. Verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Deze strafoplegging is in strijd met het te dezen toepasselijke art. 14a Sr, zoals dat luidde tot 1 februari 2006 (vgl. HR 13 juni 2006, LJN ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.