Einde inhoudsopgave
Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek
Artikel 5 [Aanwijzing complexen, straten of gebieden]
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2017
- Bronpublicatie:
25-01-2017, Stb. 2017, 25 (uitgifte: 09-02-2017, kamerstukken: 34468)
- Inwerkingtreding
01-07-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-03-2017, Stb. 2017, 111 (uitgifte: 24-03-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Financiën
Ministerie van Justitie
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
- Vakgebied(en)
Belastingen van lagere overheden (V)
Openbare orde en veiligheid / Bijzondere onderwerpen
1.
Onze Minister kan op aanvraag van de gemeenteraad complexen, straten of gebieden aanwijzen waarin aan woningzoekenden op grond van de artikel 8 eisen kunnen worden gesteld.
2.
Onze Minister kan op aanvraag van de gemeenteraad complexen, straten of gebieden aanwijzen waarin aan woningzoekenden op grond van artikel 9 voorrang wordt verleend.
3.
Ter beperking van overlast en criminaliteit kan Onze Minister op aanvraag van de gemeenteraad complexen, straten of gebieden aanwijzen, waar aan personen die op het tijdstip van de aanvraag van een huisvestingsvergunning de leeftijd van 16 jaar hebben bereikt, geen huisvestingsvergunning voor in de huisvestingsverordening aangewezen categorieën van woonruimte wordt verleend, indien:
- a.
zij geen verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens overleggen, of
- b.
op grond van het onderzoek, bedoeld in artikel 10a, eerste lid, blijkt dat er een gegrond vermoeden is dat hun huisvesting zal leiden tot een toename van overlast of criminaliteit in dat complex, die straat of dat gebied.
4.
De aanwijzing, bedoeld in het eerste, tweede of derde lid, geschiedt voor de duur van ten hoogste vier jaar. Deze termijn kan op aanvraag van de gemeenteraad vier maal met telkens ten hoogste vier jaar worden verlengd. Het eerste, tweede of derde lid van dit artikel en de artikelen 6 en 7 zijn van overeenkomstige toepassing.
5.
Van een aanvraag tot verlenging, als bedoeld in het vierde lid, maakt in ieder geval deel uit een evaluatie van de maatregel die op grond van de aanwijzing, bedoeld in het eerste, tweede of derde lid, in een complex, straat of gebied is toegepast. Het college van burgemeester en wethouders houdt voor dit doel de noodzakelijke gegevens bij. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen hieromtrent nadere voorschriften worden gegeven.