Einde inhoudsopgave
Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek
Artikel 6 [Aanvraag door de gemeenteraad]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2017
- Bronpublicatie:
23-08-2016, Stb. 2016, 329 (uitgifte: 14-09-2016, kamerstukken: 34314)
- Inwerkingtreding
01-01-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-12-2016, Stb. 2016, 533 (uitgifte: 27-12-2016, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Financiën
Ministerie van Justitie
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
- Vakgebied(en)
Belastingen van lagere overheden (V)
Openbare orde en veiligheid / Bijzondere onderwerpen
1.
Bij de aanvraag, bedoeld in artikel 5, eerste, tweede of derde lid, maakt de gemeenteraad naar het oordeel van Onze Minister voldoende aannemelijk dat de beoogde aanwijzing van de in de aanvraag genoemde complexen, straten of gebieden:
- a.
noodzakelijk en geschikt is voor het bestrijden van grootstedelijke problematiek in de gemeente, en
- b.
voldoet aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit.
2.
De aanwijzing, bedoeld in artikel 5, eerste of derde lid, geschiedt uitsluitend indien is voldaan aan het eerste lid, en de gemeenteraad naar het oordeel van Onze Minister voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat woningzoekenden, aan wie als gevolg van die aanwijzing geen huisvestingsvergunning kan worden verleend voor het in gebruik nemen van woonruimte in de aangewezen complexen, straten of gebieden, voldoende mogelijkheden houden om binnen de regio waarin de gemeente is gelegen passende huisvesting te vinden.
3.
Bij de aanvraag bedoeld in artikel 5, derde lid, maakt de gemeenteraad naar het oordeel van Onze Minister voldoende aannemelijk waarom de verklaring omtrent het gedrag, bedoeld in artikel 5, derde lid, onderdeel a, of het onderzoek op basis van politiegegevens, bedoeld in artikel 5, derde lid, onderdeel b, het meest geschikte instrument is voor het bestrijden van overlast en criminaliteit.
4.
Onze Minister kan gedeputeerde staten advies vragen over de mogelijkheden, bedoeld in het tweede lid.
5.
Onze Minister neemt binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag tot aanwijzing van een complex, straat of gebied, bedoeld in artikel 5, eerste, tweede of derde lid, een besluit omtrent die aanwijzing. Indien Onze Minister zijn besluit niet binnen de termijn, genoemd in de eerste volzin, aan de gemeenteraad bekend heeft gemaakt, wordt het besluit tot aanwijzing geacht te zijn genomen.