Einde inhoudsopgave
Uitleveringsbesluit van Aruba, Curaçao en Sint Maarten
Artikel 10
Geldend
Geldend vanaf 01-05-2024
- Bronpublicatie:
01-03-2024, Stb. 2024, 49 (uitgifte: 07-03-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-05-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
01-03-2024, Stb. 2024, 49 (uitgifte: 07-03-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Curaçao
Sint Maarten
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Uitlevering en overlevering
1.
De procureur-generaal is bevoegd om, na de aangehoudene te hebben gehoord, een bevel tot voorlopige aanhouding tegen hem uit te vaardigen, dat hem zo spoedig mogelijk wordt betekend.
2.
Na de aangehoudene te hebben gehoord, kan de procureur-generaal bevelen dat deze gedurende drie dagen, te rekenen vanaf het tijdstip van de voorlopige aanhouding, in verzekering gesteld zal worden tot het tijdstip waarop de rechter-commissaris over diens bewaring beslist. De termijn van inverzekeringstelling kan door de procureur-generaal eenmaal met drie dagen worden verlengd.
3.
De rechter-commissaris kan, na de aangehoudene te hebben gehoord, op vordering van de procureur-generaal de bewaring van de aangehoudene bevelen.
4.
De aangehoudene is bevoegd zich door een raadsman te doen bijstaan.
5.
Het bevel tot inverzekeringstelling of bewaring kan te allen tijde ambtshalve of op verzoek van de aangehoudene of diens raadsman worden opgeheven of worden geschorst. De te stellen schorsingsvoorwaarden mogen alleen strekken tot voorkoming van vlucht.
6.
De procureur-generaal, onderscheidenlijk de rechter-commissaris, beveelt de onmiddellijke invrijheidstelling van de aangehoudene, tenzij hij uit anderen hoofde behoort in verzekerde bewaring te blijven, en de teruggave van de in beslag genomen goederen, tenzij er uit anderen hoofde redenen van terughouding bestaan, een en ander indien hem geen aanvrage tot uitlevering met de daarbij nodige bescheiden is medegedeeld binnen een termijn bij het verdrag te bepalen en van niet langer dan: twee maanden na de dagtekening van het bevel tot voorlopige aanhouding. Geschiedt de aanvrage tot uitlevering binnen de gestelde termijn, dan wordt verder gehandeld overeenkomstig het bepaalde bij de artikelen 13 tot en met 18.