Protocol van 2014 bij het Verdrag betreffende de gedwongen of verplichte arbeid, 1930
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 09-11-2016
- Bronpublicatie:
11-06-2014, Trb. 2015, 194 (uitgifte: 01-12-2015, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
09-11-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
01-12-2015, Trb. 2015, 194 (uitgifte: 01-12-2015, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
International Labour Organization
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Internationale sociale zekerheid / Mensenrechten
Protocol 11 juni 2014
Preambule
De Algemene Conferentie van de Internationale Arbeidsorganisatie,
Bijeengeroepen te Genève door de Raad van Beheer van het Internationaal Arbeidsbureau en aldaar bijeengekomen in haar 103e zitting op 28 mei 2014, en
Erkennend dat het verbod van gedwongen of verplichte arbeid deel uitmaakt van het corpus van fundamentele rechten en dat gedwongen of verplichte arbeid de mensenrechten schendt en de waardigheid van miljoenen vrouwen en mannen, meisjes en jongens, aantast, bijdraagt aan het voortbestaan van armoede en de verwezenlijking van fatsoenlijk werk voor een ieder in de weg staat, en
De cruciale rol erkennend van het Verdrag betreffende gedwongen of verplichte arbeid, 1930 (nr. 29), hierna te noemen ‘het Verdrag’ en van het Verdrag betreffende de afschaffing van gedwongen arbeid, 1957 (nr. 105) bij de bestrijding van alle vormen van gedwongen of verplichte arbeid, maar daarbij aantekenend dat de lacunes in de uitvoering ervan aanvullende maatregelen vergen, en
In herinnering brengend dat de omschrijving van gedwongen of verplichte arbeid volgens artikel 2 van het Verdrag betrekking heeft op gedwongen of verplichte arbeid in al zijn vormen en gedaanten en zonder onderscheid van toepassing is op alle mensen, en
De noodzaak benadrukkend van de uitbanning van gedwongen en verplichte arbeid in al zijn vormen en gedaanten, en
In herinnering brengend de verplichting van Leden die het Verdrag hebben bekrachtigd gedwongen of verplichte arbeid strafbaar te stellen en te waarborgen dat de wettelijk voorgeschreven sancties daadwerkelijk adequaat zijn en strikt ten uitvoer worden gelegd, en
Erop wijzend dat de overgangsperiode voorzien in het Verdrag is verstreken en dat de bepalingen van artikel 1, tweede en derde lid, en de artikelen 3 tot en met 24 niet langer van toepassing zijn, en
Erkennend dat de context en vormen van gedwongen of verplichte arbeid veranderd zijn en dat mensenhandel ten behoeve van gedwongen of verplichte arbeid, die gepaard kan gaan met seksuele uitbuiting, onderwerp is van toenemende internationale bezorgdheid en urgente maatregelen vergt teneinde deze daadwerkelijk uit te bannen, en
Vaststellend dat steeds meer arbeiders in een situatie van gedwongen of verplichte arbeid in de private economie verkeren, dat bepaalde sectoren van de economie bijzonder kwetsbaar zijn en dat bepaalde groepen arbeiders een groter risico lopen het slachtoffer te worden van gedwongen of verplichte arbeid, migranten in het bijzonder, en
Opmerkend dat effectieve en aanhoudende bestrijding van gedwongen of verplichte arbeid bijdraagt aan zowel het waarborgen van eerlijke concurrentie tussen werkgevers als aan de bescherming van arbeiders, en
In herinnering brengend de relevante internationale arbeidsnormen waaronder in het bijzonder het Verdrag betreffende de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en de bescherming van het vakverenigingsrecht, 1948 (nr. 87), het Verdrag betreffende de toepassing van de beginselen van het recht zich te organiseren en collectief te onderhandelen, 1949 (nr. 98), het Verdrag betreffende gelijke beloning, 1951 (nr. 100), het Verdrag betreffende discriminatie in arbeid en beroep, 1958(nr. 111), het Verdrag betreffende de minimumleeftijd, 1973 (nr. 138), het Verdrag betreffende de ergste vormen van kinderarbeid, 1999 (nr. 182), het Verdrag betreffende migrerende arbeiders (herzien), 1949 (nr. 97), het Verdrag betreffende misstanden bij migratie (Aanvullende bepalingen), 1975 (nr. 143), het Verdrag inzake huishoudelijk personeel, 2011 (nr. 189), het Verdrag betreffende particuliere bureaus voor arbeidsbemiddeling, 1997 (nr. 181), het Verdrag betreffende de Arbeidsinspectie, 1947 (nr. 81), het Verdrag betreffende de arbeidsinspectie (landbouw), 1969 (nr. 129) alsmede de Verklaring van de Internationale Arbeidsorganisatie inzake de fundamentele beginselen en rechten in verband met werk, 1998, en de Verklaring van de Internationale Arbeidsorganisatie inzake sociale rechtvaardigheid voor eerlijke globalisering (2008), en
Voorts gelet op andere relevante internationale instrumenten, in het bijzonder de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (1948), het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (1966), het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten (1966), het Verdrag inzake de slavernij (1926), het Aanvullend Verdrag inzake de afschaffing van de slavernij, de slavenhandel en met slavernij gelijk te stellen instellingen en praktijken (1956), het Verdrag van de Verenigde Naties tegen grensoverschrijdende georganiseerde misdaad (2000), het Protocol inzake de voorkoming, bestrijding en bestraffing van mensenhandel, in het bijzonder vrouwenhandel en kinderhandel (2000), het Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over zee en door de lucht (2000), het Internationaal Verdrag inzake bescherming van de rechten van alle migrerende werknemers en hun gezinsleden (1990), het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing (1984), het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen (1979) en het Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (2006), en
Besloten hebbend tot het aannemen van bepaalde voorstellen voor het aanpakken van lacunes in de uitvoering van het Verdrag en na opnieuw te hebben bevestigd dat maatregelen ter voorkoming, bescherming alsmede rechtsmiddelen zoals schadevergoeding en rehabilitatie, nodig zijn teneinde te bewerkstelligen dat gedwongen of verplichte arbeid effectief en aanhoudend wordt bestreden uit hoofde van het vierde punt op de agenda van de zitting, en
Vastgesteld hebbend dat deze voorstellen de vorm dienen te krijgen van een Protocol bij het Verdrag;
Neemt de elfde juni tweeduizend veertien het volgende protocol aan dat kan worden aangehaald als het Protocol van 2014 bij het Verdrag inzake de gedwongen of verplichte arbeid, 1930.
Verdragpartijgroep