NJ 2019/157
Verbintenissenrecht. Toerekening kennis functionaris aan rechtspersoon; vertegenwoordigingsbevoegdheid (art. 3:66 lid 2 BW); heeft kennis functionaris in maatschappelijke verkeer te gelden als kennis rechtspersoon?
HR 29-03-2019, ECLI:NL:HR:2019:467
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
29 maart 2019
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, G. Snijders, M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek, H.M. Wattendorff
- Zaaknummer
18/01396
- Conclusie
A-G mr. M.H. Wissink
- Noot
Red. Aant.
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS46324:1
- Vakgebied(en)
Vermogensrecht / Rechtshandelingen
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:467, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 29‑03‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:127, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑01‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 18‑05‑2018
- Wetingang
Essentie
Verbintenissenrecht. Toerekening kennis functionaris aan rechtspersoon; vertegenwoordigingsbevoegdheid (art. 3:66 lid 2 BW); heeft kennis functionaris in maatschappelijke verkeer te gelden als kennis rechtspersoon?
Samenvatting
Het hof heeft onvoldoende gerespondeerd op de stellingen van de Stichting, eiseres tot cassatie, die erop neerkomen dat betrokkene heeft gehandeld als vertegenwoordiger van verweerster in cassatie en dat de Stichting in de gegeven omstandigheden heeft mogen vertrouwen op zijn bevoegdheid daartoe (art. 3:61 lid 2 BW). Indien juist, kunnen deze stellingen meebrengen dat bij de beoordeling van het beroep op dwaling van verweerster de kennis van betrokkene op grond ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.