NJB 2014/811:Subsidieverlening. Tot en met 1998 heeft een aantal verzorgingshuizen reserves opgebouwd op grond van een toen bestaande regeling. Na wetswijziging over de financiering van verzorgingshuizen wordt in een ambtelijk overleg van 11 april 2000 afgesproken dat de opgebouwde reserves zullen worden geïnventariseerd en aan de verzorgingshuizen zullen worden ‘toegewezen bij de afrekeningen 1998 en/of 1999’. Pas nadat de subsidies voor 1998 en 1999 bij beschikkingen zijn toegekend, wordt de inventarisatie afgerond en maken de verzorgingshuizen aanspraak op uitbetaling van de reserves. Het hof veroordeelt de subsidieverlenende instantie CVZ tot betaling. HR: 1. Subsidieverlening bij beschikking. De overeenkomst van 11 april 2000 kan niet afdoen aan het vereiste dat subsidieverlening en subsidievaststelling plaatsvinden bij een op een wettelijk voorschrift berustende beschikking. 2. Bevoegdhedenovereenkomst. Indien het hof de overeenkomst van 11 april 2000 aldus heeft uitgelegd dat zij CVZ ertoe verplicht de opgebouwde reserves te betrekken in de subsidiebeschikkingen over 1998 en 1999, heeft het miskend dat dan sprake is van een zogenoemde bevoegdhedenovereenkomst. Het staat ter beoordeling van de bestuursrechter of CVZ op grond van de overeenkomst van 11 april 2000 alsnog een subsidiebeschikking moet geven. 3. Formele rechtskracht. De verwerping door het hof van het beroep van CVZ op de formele rechtskracht van diverse besluiten, is ontoereikend gemotiveerd