V-N 2014/17.18
Naheffingsaanslag overdrachtsbelasting bij overschrijding crediteringsmaximum is correct
HR 28-03-2014, ECLI:NL:HR:2014:686, m.nt. Redactie Vakstudie Nieuws
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
28 maart 2014
- Magistraten
Feteris, Schaap, Van Loon, Fierstra, Groeneveld
- Zaaknummer
13/01796
- Noot
Redactie Vakstudie Nieuws
- JCDI
JCDI:ADS917511:1
- Vakgebied(en)
Belastingen van rechtsverkeer / Algemeen
Belastingen van rechtsverkeer / Overdrachtsbelasting
- Brondocumenten
Beroepschrift, Hoge Raad, 28‑03‑2014
ECLI:NL:HR:2014:686, Uitspraak, Hoge Raad, 28‑03‑2014
ECLI:NL:PHR:2013:1152, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 25‑10‑2013
- Wetingang
Essentie
De Hoge Raad oordeelt dat de besluitgever met het stellen van het crediteringsmaximum de in art. 15 WBR aan hem gedelegeerde bevoegdheid niet te buiten is gegaan. De naheffingsaanslag overdrachtsbelasting is dan ook terecht opgelegd.
Samenvatting
A en B drijven een onderneming in firmaverband. Medio 2007 brengen zij hun onderneming ‘ruisend’ in belanghebbende, X bv, in. Tot het ondernemingsvermogen behoren twee onroerende zaken. De overinbreng bedraagt € 828.719. Na het bedingen van lijfrenten resteert een bedrag van € 641.601, waarvoor A en B worden gecrediteerd als schuldeiser. Met betrekking tot deze creditering zou een nadere regeling worden getroffen, ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.