NJB 2020/23:Cautieplicht art. 29 lid 2 Sv in geval van een vordering aan een verdachte tot uitlevering van voorwerpen? Nee, aangezien een dergelijke vordering niet heeft te gelden als een vraag naar de betrokkenheid bij een strafbaar feit. Bovendien is het niet zo dat het doen van de vordering tot uitlevering niet gepaard mag gaan met een – al dan niet in vragende vorm gestelde – toelichting op die vordering. In casu ging het erom dat de verbalisanten op de achterbank van de auto, waarvan de verdachte de bestuurder was, twee dozen hebben gezien, die met tape waren dichtgemaakt, en door de geopende ramen van de auto een lichte hennepgeur hebben geroken. Eén van de verbalisanten heeft vervolgens tegen de verdachte en de bijrijder gezegd: ‘Ik vorder de uitlevering van eventuele aanwezige verdovende middelen. Hebben jullie verdovende middelen bij jullie of zijn er verdovende middelen in het voertuig aanwezig?’. Deze gang van zaken levert geen vormverzuim op