RvdW 2023/434:Verkrachting van nichtje in periode van eind 1991 tot en met 2001, art. 242 Sr. Vrijspraak eerste aanleg. 1. Verweer m.b.t. betrouwbaarheid van de voor bewijs gebruikte aangifte. 2. Bewijsminimum, art. 342 lid 2 Sv (unus testis). Vinden verklaringen van aangeefster voldoende steun in ander bewijsmateriaal? Ad 1. HR: Om redenen vermeld in CAG leidt middel niet tot cassatie. CAG: Hof heeft aan zijn responsieplicht voldaan door n.a.v. hetgeen daarover ttz. door en namens verdachte naar voren is gebracht betrouwbaarheid van verklaringen van slachtoffer te onderzoeken en hierover vervolgens uitvoerig gemotiveerd te beslissen. Ad 2. HR herhaalt relevante overwegingen uit NJ 2010/515, m.nt. M.J. Borgers m.b.t. bewijsminimum van art. 342 lid 2 Sv. Van schending van art. 342 lid 2 Sv is geen sprake. In het bijzonder gelet op wat uit de voor bewijs gebruikte verklaringen van getuigen en mededeling van verbalisant blijkt over wat verdachte tegen zijn vrouw heeft gezegd, kan immers niet worden gezegd dat voor bewijs gebruikte verklaringen van aangeefster onvoldoende steun vinden in overig bewijsmateriaal. Volgt verwerping.