Drie beginselen van fiscale rechtsbescherming
Einde inhoudsopgave
Drie beginselen van fiscale rechtsbescherming (FM nr. 77) 2000/2.6.5.3:2.6.5.3 Afbakening van het door een beschikking tot vermindering van loonbelasting opgewekte vertrouwen ten opzichte van het door een impliciete standpuntbepaling opgewekte vertrouwen
Drie beginselen van fiscale rechtsbescherming (FM nr. 77) 2000/2.6.5.3
2.6.5.3 Afbakening van het door een beschikking tot vermindering van loonbelasting opgewekte vertrouwen ten opzichte van het door een impliciete standpuntbepaling opgewekte vertrouwen
Documentgegevens:
Dr. R.H. Happé, datum 06-11-2000
- Datum
06-11-2000
- Auteur
Dr. R.H. Happé
- JCDI
JCDI:ADS400807:1
- Vakgebied(en)
Fiscaal bestuursrecht (V)
Fiscaal procesrecht / Algemeen
Bestuursrecht algemeen / Algemene beginselen van behoorlijk bestuur
Fiscaal bestuursrecht / Algemeen
Fiscaal procesrecht (V)
Fiscaal bestuursrecht / Algemene rechtsbeginselen en abbb
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Aldus Scheltens in punt 8 van zijn noot onder BNB 1989/130.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Als de regel van het door een beschikking tot vermindering van loonbelasting opgewekte vertrouwen vergeleken wordt met de regel van het door een impliciete standpuntbepaling opgewekte vertrouwen, dan valt primair de verwantschap tussen de twee regels op. Deze verwantschap is er op twee niveaus. Allereerst hebben beide regels dezelfde bron. Zij vinden beide hun oorsprong in een weloverwogen standpuntbepaling van de inspecteur. Daarom kan het arrest van de Hoge Raad van 13 december 1989, nr. 25077, BNB 1990/119 voor beide regels als een standaardarrest gezien worden. In de tweede plaats hebben de twee regels grotendeels dezelfde feitelijke context, namelijk die van de vaststelling van de aanslag inkomstenbelasting. Voor Scheltens is deze verwantschap met betrekking tot zowel de oorsprong als met betrekking tot het toepassingsgebied van het vertrouwensbeginsel van wezenlijke aard. Hij constateert dat er slechts een gradueel verschil is tussen beide. Bij de beschikking tot vermindering van loonbelasting is er een niet te verwaarlozen noodzaak van een snelle beslissing.1
Vanuit het door mij gekozen methodologische uitgangspunt is er, naast de duidelijk aanwezige familie-gelijkenis, toch ook sprake van een principieel verschil. In het geval van de voorrangsregel van de impliciete standpuntbepaling is er eerder sprake van een opzij zetten van het legaliteitsbeginsel dan bij een beschikking tot vermindering van loonbelasting. Bij de laatste is juist het uitgangspunt dat in het algemeen, gezien de snelle en globale werkwijze van de fiscus, de beschikking geen vertrouwen oproept. Alleen indien er bijzondere omstandigheden aanwezig zijn, vindt er een inbreuk op de hoofdregel plaats. Bij de impliciete standpuntbepaling is het uitgangspunt juist dat de wet opzij wordt gezet en het opgewekte vertrouwen behoort te worden gehonoreerd indien aan de criteria is voldaan. Dit principiële verschil komt met name tot uitdrukking in het eerste criterium met betrekking tot het voldoende grondige onderzoek. Een alleen maar lange behandelingsduur van een verzoek tot vermindering van loonbelasting is niet voldoende, ook al heeft een belastingplichtige alle relevante feiten en overige van belang zijnde inlichtingen verstrekt. De inspecteur moet zelf hebben laten blijken de kwestie in overweging te hebben genomen.