RvdW 2019/81
Beslag- en executierecht. Rangregeling; niet-tijdige tegenspraak; coulancebepaling van art. 485a lid 2 Rv; reikwijdte. Belangenafweging; goede procesorde; niet door wetgever verdisconteerde omstandigheden.
HR 21-12-2018, ECLI:NL:HR:2018:2422
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
21 december 2018
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, G. Snijders, M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek, H.M. Wattendorff
- Zaaknummer
18/00685
- Conclusie
A-G mr. E.B. Rank-Berenschot
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Beslag en executie
Goederenrecht / Zekerheidsrechten
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:2422, Uitspraak, Hoge Raad, 21‑12‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:1155, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑10‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 16‑02‑2018
- Wetingang
Essentie
Beslag- en executierecht. Rangregeling; niet-tijdige tegenspraak; coulancebepaling van art. 485a lid 2 Rv; reikwijdte. Belangenafweging; goede procesorde; niet door wetgever verdisconteerde omstandigheden.
Samenvatting
Art. 485a lid 2 Rv ziet naar zijn bewoordingen zowel op schuldeisers die hun vordering niet tijdig hebben aangemeld, als op schuldeisers die niet tijdig tegenspraak hebben gedaan. Mede gelet op de wetsgeschiedenis moet worden aangenomen dat dit voorschrift inderdaad beide genoemde situaties bestrijkt. Derhalve kan een schuldeiser als bedoeld in art. 482 lid 2 Rv, zijn vordering ook nog na de in dat artikel bedoelde termijn aanmelden mits hij ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.