Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2016/589 inzake een Europees netwerk van diensten voor arbeidsvoorziening (EURES), de toegang van werknemers tot mobiliteitsdiensten en de verdere integratie van de arbeidsmarkten en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 492/2011 en (EU) nr. 1296/2013
Artikel 11 Toelating van organisaties die geen ODA zijn als EURES-leden en van organisaties als EURES-partners
Geldend
Geldend vanaf 12-05-2016
- Bronpublicatie:
13-04-2016, PbEU 2016, L 107 (uitgifte: 22-04-2016, regelingnummer: 2016/589)
- Inwerkingtreding
12-05-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-04-2016, PbEU 2016, L 107 (uitgifte: 22-04-2016, regelingnummer: 2016/589)
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Europees arbeidsrecht
Arbeidsrecht / Arbeidsmarktbeleid en -bemiddeling
EU-recht / Marktintegratie
1.
Iedere lidstaat zorgt ervoor dat hij onverwijld, en uiterlijk 13 mei 2018, beschikt over een systeem om organisaties als EURES-lid of -partner toe te laten, hun activiteiten te monitoren, en na te gaan of zij deze verordening onder naleving van het toepasselijke recht in acht nemen, alsmede om indien nodig hun toelatingen in te trekken. Dat systeem is transparant en evenredig, eerbiedigt de beginselen van gelijke behandeling voor kandidaat-organisaties en een goede rechtsgang, en omvat de nodige rechtsmiddelen om een effectieve rechtsbescherming te waarborgen.
2.
Met het oog op het in lid 1 bedoelde systeem stellen de lidstaten de vereisten en criteria voor de toelating van EURES-leden en -partners op. Die vereisten en criteria omvatten ten minste de in de bijlage neergelegde gemeenschappelijke minimumcriteria. De lidstaten kunnen, ter aanvulling van de gemeenschappelijke minimumcriteria, bijkomende vereisten of criteria vaststellen die nodig zijn voor een juiste toepassing van de voor de activiteiten van de diensten voor arbeidsvoorziening geldende regels en voor het doeltreffend beheer van arbeidsmarktmaatregelen op hun grondgebied.
3.
Behoudens de voorwaarden van deze verordening en het systeem bedoeld in lid 1 mogen organisaties die rechtmatig in die lidstaat actief zijn, een aanvraag indienen om als EURES-lid te worden toegelaten. Een organisatie die een aanvraag indient om als EURES-lid te worden toegelaten, verbindt zich er in haar aanvraag toe alle verplichtingen die in het kader van deze verordening aan leden worden opgelegd na te komen, waaronder de verplichting om alle in artikel 12, lid 2, onder a), b) en c), bedoelde taken te vervullen.
4.
Behoudens de voorwaarden van deze verordening en het door de lidstaat opgezette systeem bedoeld in lid 1 mag een organisatie die rechtmatig actief is in een lidstaat slechts een aanvraag om als EURES-partner te worden toegelaten indienen op voorwaarde dat zij niet meer dan twee van de in artikel 12, lid 2, onder a), b) en c), genoemde taken vervult, om redenen die verband houden met omvang, financiële middelen, de aard van de normaliter door de organisatie verleende diensten of de organisatiestructuur, zoals het feit dat het om een non-profitorganisatie gaat. Een organisatie die een aanvraag indient om als EURES-partner te worden toegelaten, verbindt zich er in haar aanvraag toe alle vereisten die in het kader van deze verordening aan alle EURES-partners worden opgelegd na te komen, en ten minste een van de in artikel 12, lid 2, onder a), b) en c), bedoelde taken te vervullen.
5.
De lidstaten laten kandidaat-organisaties als EURES-lid of -partner toe indien deze voldoen aan de toepasselijke criteria en vereisten bedoeld in de leden 2, 3 en 4.
6.
De nationale coördinatiebureaus stellen het Europees coördinatiebureau in kennis van hun nationale systeem, als bedoeld in lid 1, waaronder de aanvullende criteria en vereisten bedoeld in lid 2, van de overeenkomstig dat systeem toegelaten EURES-leden en -partners, en van wegens niet-naleving van afdeling 1, punt 1, van de bijlage geweigerde toelatingen. Het Europees coördinatiebureau zendt die informatie toe aan de overige nationale coördinatiebureaus.
7.
De lidstaten trekken de toelating van EURES-leden of -partners in indien deze niet langer voldoen aan de toepasselijke criteria of vereisten bedoeld in de leden 2, 3 of 4. De nationale coördinatiebureaus stellen het Europees coördinatiebureau in kennis van iedere dergelijke intrekking, en van de redenen daarvoor. Het Europees coördinatiebureau zendt die informatie toe aan de overige nationale coördinatiebureaus.
8.
De Commissie kan door middel van uitvoeringshandelingen een template voor de beschrijving van het nationale systeem vaststellen, evenals procedures voor het uitwisselen van informatie tussen de lidstaten over de in lid 1 bedoelde systemen. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 37, lid 2, bedoelde adviesprocedure.