Rb. Limburg, 23-05-2013, nr. 475670 BR VERZ 12-50
ECLI:NL:RBLIM:2013:CA0962
- Instantie
Rechtbank Limburg
- Datum
23-05-2013
- Zaaknummer
475670 BR VERZ 12-50
- LJN
CA0962
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Erfrecht (V)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBLIM:2013:CA0962, Uitspraak, Rechtbank Limburg (Kamer voor kantonzaken Heerlen), 23‑05‑2013
Uitspraak 23‑05‑2013
Inhoudsindicatie
Verzoeker verzoekt om verweerder ex artikel 4:149 lid 2 BW te ontslaan als executeur en op de grond van artikel 4:164 lid 2 BW tevens te ontslaan als testamentair bewindvoerder. Toepassing van het wantrouwencriterium van het gerechtshof ’s Hertogenbosch (LJN AZ4506) leidt ertoe dat het ontslag als executeur zal worden verleend. Er zijn ook gewichtige redenen om ontslag als testamentair bewindvoerder te verlenen. Als vervangend executeur en opvolgend testamentair bewindvoerder wordt door de kantonrechter een notaris benoemd.
Partij(en)
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Heerlen
Burgerlijk recht
Zaaknr: 475670 BR VERZ 12-50
MD
Beschikking d.d. 23 mei 2013 op een verzoek ex artikel 4:149 lid 2 en 4:164 lid 2 BW
i n z a k e:
[verzoeker],
wonende te [adres sub 1],
verzoeker, hierna te noemen: “[verzoeker]”,
gemachtigde: mr. B.A. Hocks;
t e g e n:
[verweerder],
wonende te [adres sub 2],
verweerder, hierna te noemen: “[verweerder]”,
gemachtigde: mr. H.N.H. Dresschers.
1. Het procesverloop
1.1
[verzoeker] heeft op 10 mei 2012 een verzoekschrift met producties ingediend.
1.2
De aanvankelijk op 15 juni 2012 geplande mondelinge behandeling heeft geen doorgang kunnen vinden, evenals de op 26 oktober 2012 geplande mondelinge behandeling. Uiteindelijk heeft de mondelinge behandeling op 14 november 2012 plaatsgevonden, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt. Voorafgaand aan deze mondelinge behandeling heeft [verweerder] op 6 november 2012 een verweerschrift met producties ingediend.
1.3
Conform het verhandelde ter zitting, heeft de gemachtigde van [verzoeker] bij faxbericht met bijlagen van 3 december 2012 vragen gesteld die hij graag door [verweerder] beantwoord ziet worden. De gemachtigde van [verweerder] heeft hierop bij brief van
- 31.
januari 2013 met producties gereageerd. Bij faxbericht van 20 februari 2013 heeft de gemachtigde van [verzoeker] daar weer op geantwoord.
1.4
Vervolgens heeft de kantonrechter bepaald dat de mondelinge behandeling wordt voortgezet op 3 april 2013. De voortgezette mondelinge behandeling heeft op die datum plaatsgevonden. De griffier heeft hiervan aantekeningen gemaakt.
1.5
Bij faxbericht van 23 april 2013 heeft de gemachtigde van [verzoeker] bericht dat er geen oplossing voor de geschilpunten lijkt te zijn gevonden.
1.6
Ten slotte is beschikking bepaald, waarvan de uitspraak is gesteld op heden.
2. De feiten
2.1
Tussen partijen staat, als enerzijds gesteld en anderzijds niet weersproken, het navolgende vast.
2.2
Op [datum sub 1] is mevrouw [overledene], geboren op [datum sub 2] te [plaats], overleden. Bij testament van [datum sub 3] van [overledene] is [verweerder] (neef van [overledene], zoon van haar zus [zus] en schoonbroer [schoonbroer sub 1]) tot executeur en bewindvoerder benoemd. [verweerder] heeft zijn benoeming tot executeur aanvaard en heeft werkzaamheden als executeur en bewindvoerder verricht. Niet gesteld of gebleken is dat [verweerder] bij notariële akte een opvolgend bewindvoerder heeft benoemd of dat [overledene] daarin zelf heeft voorzien.
2.3
In haar testament heeft [overledene] haar zonen [verzoeker] (verzoeker) en [zoon] als erfgenamen benoemd. Beide zonen zijn geboren uit het huwelijk van [overledene] met [echtgenoot]. De rechtbank Maastricht heeft de echtscheiding tussen [overledene] en [echtgenoot] op [datum sub 4] uitgesproken, welke echtscheiding op [datum sub 5] is geregistreerd in de registers van de burgerlijke stand te [plaats].
3. Het geschil
3.1
[verzoeker] verzoekt, mede tegen de achtergrond van de hiervoor weergeven feiten, om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [verweerder] te ontslaan als executeur en als bewindvoerder en te vervangen door de heer [schoonbroer sub 2] (kantonrechter: broer van [echtgenoot]), althans door een zodanige executeur en bewindvoerder die door de kantonrechter juist wordt geacht.
3.2
Bij verzoekschrift en de daarop ter mondelinge behandeling gegeven toelichting, evenals het faxbericht van 20 februari 2013, heeft [verzoeker] gemotiveerd uiteengezet waarom er volgens hem gewichtige redenen zijn die meebrengen dat [verweerder] als executeur en bewindvoerder moet worden ontslagen. Doordat [verweerder] tekort is geschoten in de op hem rustende verplichtingen als bewindvoerder en executeur, heeft [verzoeker] geen vertrouwen meer in hem, zo stelt hij. De inhoud van voormelde stukken en het verhandelde ter zitting geldt als herhaald en ingelast. Voor zover nodig zal daarop hierna nader worden ingegaan.
3.3
[verweerder] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. De inhoud van het verweerschrift, de ter zitting gegeven mondelinge toelichting en de bij brief van 31 januari 2013 gegeven antwoorden van de gemachtigde van [verweerder] op de vragen die de gemachtigde van [verzoeker] bij faxbericht van 3 december 2012 heeft gesteld, geldt als hier herhaald en ingelast. Op het verweer van [verweerder] zal hierna, voor zover nodig, nader worden ingegaan.
4. De beoordeling
Inzake het verzoek ex artikel 4:149 lid 2 BW
4.1
Ingevolge het bepaalde in artikel 4:149, tweede lid BW kan een executeur pas worden ontslagen als sprake is van “gewichtige redenen”. De kantonrechter stelt voorop dat onder het begrip “gewichtige redenen” niet alleen moet worden begrepen de situatie waarin de executeur tekort is geschoten in de uitvoering van zijn taken, maar tevens – ook al is van tekortschieten geen sprake – de situatie waarbij het vertrouwen van een of meer erfgenamen is weggevallen en de relatie ernstig is verstoord. Daarvoor is overigens niet voldoende als een of meer erfgenamen ongefundeerd stel(len)(t) geen vertrouwen meer te hebben in de executeur. Wel kan voldoende zijn als er sprake is van wantrouwen dat van voldoende omvang en gewicht is, langdurig aan de gang is en niet aanstonds van grond ontbloot is (zie ook gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 21-11-2006, LJN AZ4506).
4.2
De kantonrechter is, zoals hij tijdens de mondelinge behandeling ook reeds heeft geoordeeld, niet althans onvoldoende gebleken dat [verweerder] in zijn hoedanigheid van executeur tekort is geschoten in de uitvoering van zijn taken. In zoverre kan die grond dus niet leiden tot het ontslag van [verweerder] als executeur van de nalatenschap van [overledene].
4.3
Wel constateert de kantonrechter dat er sprake is van wantrouwen dat van voldoende omvang en gewicht is, dat langdurig aan de gang is en niet aanstonds van grond ontbloot is. In het verzoekschrift is reeds gesteld dat het banksaldo op 30 september 2011 € 5.682,90 bedraagt. Het banksaldo op 1 januari 2012 bedraagt € 480,30. Bij brief van 20 februari 2013 heeft de gemachtigde van [verzoeker] nogmaals gevraagd hoe dit verschil heeft kunnen ontstaan. Ter zitting heeft [verweerder] hierover uitleg gegeven, maar eveneens is gebleken dat de onderliggende stukken (nog) steeds niet zijn toegestuurd aan [verzoeker]. Ook niet nadat [verzoeker] daarom bij brief van 20 februari 2013 heeft gevraagd, heeft [verweerder] deze stukken aan [verzoeker] doen toekomen. Datzelfde geldt voor de maandelijkse reserveringen voor verzekeringen en belastingen ad € 90,00 van de woning, staande en gelegen aan de [adres sub 3]. [verweerder] heeft tijdens de voorzetting van de mondelinge behandeling gesteld dat hij hiervan wel een staat kan opmaken, maar ook hier geldt dat deze staat op het moment van de voortzetting van de mondelinge behandeling nog altijd niet is opgemaakt. Uit de brief van 20 februari 2013 van de gemachtigde van [verzoeker] had [verweerder] mogen en moeten afleiden dat [verzoeker] grote waarde hechtte aan een onderbouwing van deze maandelijkse reserveringen en belastingen. De hiervoor aangehaalde voorbeelden illustreren dat stukken ter onderbouwing en specificatie van diverse posten, ondanks herhaald verzoek van [verzoeker] en zijn gemachtigde, niet door [verweerder] zijn opgemaakt en verstrekt. Hierdoor is, zoals ter zitting is gebleken, het vertrouwen van [verzoeker] in [verweerder] als executeur ernstig geschaad. Uit hetgeen partijen hebben aangevoerd is duidelijk dat dit wantrouwen langdurig aan de gang is, vooral ook nu in het verzoek uitvoerig is ingegaan op de problemen die na de ontbinding van het huwelijk tussen [echtgenoot] en [overledene] zijn ontstaan, en die na het overlijden van [overledene] in [jaar] zijn verergerd. Alhoewel de kantonrechter ten tijde van de voortgezette mondelinge behandeling tot zijn vreugde heeft kunnen constateren dat de persoonlijke verhoudingen tussen [verzoeker] en [verweerder] dankzij een succesvolle mediation van mevrouw [mediator] weer zijn genormaliseerd, laat dit succes onverlet dat [verzoeker] voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat aan het wantrouwencriterium van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch (zie 4.1) is voldaan.
4.4
De stelling van [verweerder] dat het beheer van de nalatenschap bijna is afgewikkeld, leidt niet tot een ander oordeel, nu in ieder geval vast staat dat de executeur nog werkzaamheden dient te verrichten in verband met de uitkering van [echtgenoot] aan de nalatenschap, omdat de boedelscheiding tussen [overledene] en [echtgenoot] nog altijd niet is afgewikkeld. Gelet op de voorgeschiedenis is voldoende aannemelijk dat de afwikkeling van deze boedelscheiding ook voor partijen een bron kan blijven van nieuwe conflicten.
4.5
Dat de benoeming van een andere executeur (hoge) kosten met zich brengt, is ter gelegenheid van de voortgezette mondelinge behandeling aan [verzoeker] voorgehouden. Deze extra kosten (die ten laste van de nalatenschap komen voordat die verdeeld wordt) zijn uiteraard vervelend, maar kunnen niet afdoen aan het oordeel dat er gewichtige redenen zijn om [verweerder] ontslag als executeur te verlenen.
4.6
De conclusie uit het vorenstaande, in onderlinge samenhang bezien, is dat [verweerder] ontslag als executeur zal worden verleend.
4.7
[overledene] heeft in haar testament bepaald dat indien een benoemde executeur komt te ontbreken, de rechtbank, sector kanton, een vervanger kan benoemen. Wat betreft de persoon van de te benoemen vervanger, heeft de kantonrechter ter zitting reeds te kennen geven dat hij, indien hij zal overgaan tot ontslag van de executeur, in ieder geval niet
[schoonbroer sub 2] zal benoemen tot executeur van de nalatenschap. De griffier heeft vervolgens namens de kantonrechter telefonisch contact opgenomen met notaris mr. J.G. Hoekstra (geen bloed- of aanverwant van de kantonrechter die deze beschikking wijst), verbonden aan Hoekstra en Geurten Notarissen, aan de [adres sub 4]. Mr. J.G. Hoekstra heeft aan de griffier laten weten een benoeming tot executeur te aanvaarden, onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat de door hem gewerkte uren worden voldaan. De kantonrechter zal mr. J.G. Hoekstra dan ook als executeur van de nalatenschap van [overledene] benoemen.
Inzake het verzoek ex artikel 4:164 lid 2 BW
4.8
De hiervoor besproken gewichtige redenen die hebben geleid tot het ontslag van [verweerder] als executeur, brengen in dit geval mee dat er ook gewichtige redenen zijn om [verweerder] te ontslaan uit zijn hoedanigheid van testamentair bewindvoerder. Dat de verplichtingen van een testamentair bewindvoerder juridisch gezien los staan van de verplichtingen die een executeur heeft, doet aan het voorgaande niet af.
4.9
De kantonrechter stelt voorop dat de bepalingen in hoofdstuk 6 (“bewind”) van het testament van [overledene] toepasselijk zijn, aangezien de afstammelingen van [overledene] (haar zonen [verzoeker] en [zoon]) op het moment van haar overlijden jonger dan vijfentwintig jaar waren.
4.9.1
Zoals hiervoor reeds onder rechtsoverweging 2.2 is overwogen, is niet gesteld of gebleken dat [verweerder] bij notariële akte een opvolgend bewindvoerder heeft benoemd. Evenmin is gesteld of gebleken dat [overledene] daarin zelf heeft voorzien. Voorts staat vast dat krachtens het testament voor elke rechthebbende dezelfde bewindvoerder optreedt. De kantonrechter zal zelf een bewindvoerder benoemen, zijnde voormelde notaris mr. J.G. Hoekstra, die zich aan de griffier eveneens bereid heeft verklaard om als bewindvoerder op te treden. In haar testament heeft [overledene] aan de bewindvoerder verzocht om geen loon in rekening te brengen, maar alleen zijn onkosten. Door de manier waarop deze bepaling is geformuleerd, is het niet uitgesloten dat aan de bewindvoerder een beloning kan toekomen ([overledene] heeft “slechts” verzocht om geen loon in rekening te brengen). Bovendien had [overledene] niet kunnen voorzien dat de kantonrechter een professionele bewindvoerder zou benoemen. Mr. J.G. Hoekstra heeft te kennen te geven dat hij een benoeming tot bewindvoerder wil aanvaarden, indien hij de uit hoedanigheid van zijn bewindvoerderschap verrichte werkzaamheden op basis van een uurtarief kan declareren. Dit komt de kantonrechter niet onredelijk voor, mede gelet op het feit dat een professionele partij tot opvolgend bewindvoerder is benoemd en partijen ter zitting op het kostenaspect hiervan zijn gewezen.
4.9.2
Ten slotte wijst de kantonrechter [verweerder] er nog op dat, nu aan zijn bewindvoering een einde komt, hij rekening en verantwoording dient af te leggen aan de rechthebbenden (in casu: [verzoeker] en [zoon]) en aan de opvolgend bewindvoerder (in casu: notaris mr. J.G. Hoekstra). Het komt de kantonrechter redelijk voor dat deze rekening en verantwoording uiterlijk 1 augustus 2013 door [verweerder] dient te zijn afgelegd.
Inzake beide verzoeken
4.10
In de aard van de zaak wordt aanleiding gezien om de kosten van deze procedure op hierna te bepalen wijze te compenseren.
5. De beslissing
De kantonrechter:
inzake het verzoek ex artikel 4:149 lid 2 BW:
verleent met onmiddellijke ingang ontslag aan [verweerder] als executeur van de nalatenschap van [overledene], geboren op [datum sub 2] te [plaats] en aldaar op [datum sub 1] overleden;
benoemt mr. J.G. Hoekstra, verbonden aan Hoekstra en Geurten Notarissen te [adres sub 4], als vervangend executeur van voormelde nalatenschap, onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat de door hem gewerkte uren worden voldaan;
inzake het verzoek ex artikel 4:164 lid 2 BW:
verleent met onmiddellijke ingang ontslag aan [verweerder] als bewindvoerder over de door [overledene], geboren op [datum sub 2] te [plaats] en aldaar op
[datum sub 1] overleden, aan [verzoeker] en [zoon] nagelaten of vermaakte goederen;
benoemt mr. J.G. Hoekstra, verbonden aan Hoekstra en Geurten Notarissen te [adres sub 4], als opvolgend bewindvoerder over de door [overledene] aan [verzoeker] en [zoon] nagelaten of vermaakte goederen, onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat de door hem gewerkte uren op basis van zijn uurtarief worden voldaan;
bepaalt dat [verweerder] vóór 1 augustus 2013 rekening en verantwoording dient af te leggen over het door hem gevoerde bewind over de door [overledene] aan [verzoeker] en [zoon] nagelaten of vermaakte goederen;
bepaalt dat deze rekening en verantwoording door [verweerder] wordt afgelegd tegenover [verzoeker] en [zoon], alsmede tegenover de opvolgend bewindvoerder mr. J.G. Hoekstra;
inzake beide verzoeken:
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij haar eigen kosten draagt;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gegeven door mr. P. Hoekstra, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.