Hof 's-Gravenhage, 25-10-2010, nr. 22-000582-09
ECLI:NL:GHSGR:2010:BO1549
- Instantie
Hof 's-Gravenhage
- Datum
25-10-2010
- Zaaknummer
22-000582-09
- LJN
BO1549
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSGR:2010:BO1549, Uitspraak, Hof 's-Gravenhage, 25‑10‑2010; (Hoger beroep)
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2012:BU4002
Cassatie: ECLI:NL:HR:2012:BU4002, Bekrachtiging/bevestiging
Uitspraak 25‑10‑2010
Inhoudsindicatie
.
Partij(en)
Rolnummer: 22-000582-09
Parketnummer: 11-500207-08
Datum uitspraak: 25 oktober 2010
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Dordrecht van 22 januari 2009 in de strafzaak tegen de verdachte:
[medeverdachte 2],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in [detentieadres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 24 september 2009 en 11 oktober 2010.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van voorarrest.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
- 1.
hij op of omstreeks 29 april 2008 te Gorinchem tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een kluis (inhoudende een of meerdere kentekenbewij(s)(zen) en/of een of meerdere sleutel(s) en/of een sieradendoos en/of twee inentingsbewijzen) en/of een enveloppe (inhoudende 5000 euro) en/of een doosje (inhoudende een of meerdere buitenlands(e) bankbiljet(ten) (ter waarde van ongeveer 1600 euro)) en/of een of meerdere zakje(s) (inhoudende (een) gouden munt(en) (ter waarde van ongeveer 8000 euro) en/of een of meerdere horloge(s) en/of een of meerdere siera(a)d(en), althans enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) meermalen, althans eenmaal,
- -
die [slachtoffer 1] met (een) vuist(en) en/of (de kolf van) een vuurwapen in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of het lichaam heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of
- -
tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft/hebben geschopt en/of getrapt en/of
- -
die [slachtoffer 1] met een stroomstootwapen (een) stroomsto(o)t(en) heeft/hebben gegeven en/of
- -
een vuurwapen aan die [slachtoffer 1] heeft/hebben getoond en/of op die [slachtoffer 1] heeft/hebben gericht (gehouden) en/of
- -
heeft/hebben gezegd "ik schiet je dood en/of I shoot you en/of if you tell someone I will kill you or someone else will do it" en/of
- -
de handen en/of de voeten van die [slachtoffer 1] met tie-wraps heeft/hebben vastgebonden en/of de mond van die
[slachtoffer 1] met tape heeft/hebben dichtgeplakt;
- 2.
hij op of omstreeks 29 april 2008 te Gorinchem, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een wapen van categorie III, te weten een pistool (merk Glock), en/of bijbehorende munitie voorhanden heeft gehad.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 2 tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van voorarrest. Voorts is beslist omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen, met oplegging van de schadevergoedings-maatregel, zoals nader in het vonnis waarvan beroep omschreven.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het hof niet gebracht tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van de eerste rechter, met uitzondering van de beslissing ten aanzien van de vordering van de [benadeelde partij] aanbrengt.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 tenlastegelegde, tot een bedrag van EUR 18.007,85.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag van EUR 18.007,85.
De vordering van de benadeelde partij is door de verdachte niet betwist.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij, namelijk tot een bedrag van EUR 6.946,57 en niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij voor het overige, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat een bedrag van EUR 2.157,85 aan materiële schade is geleden. Deze kosten bestaan uit ziektekosten aan Trias, waaronder kosten voor eigen bijdrage en het wettelijk eigen risico, en de kosten voor de plaatsing van een kroon op een implantaat. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal, voorzover deze ziet op vergoeding van de materiële schade, geheel worden toegewezen.
Naar het oordeel van het hof is voorts aannemelijk geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde. De vordering, voorzover strekkende tot vergoeding van immateriële schade, leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van EUR 5.000,-. Het hof heeft bij de vaststelling van dit bedrag de invaliditeit van het oog buiten beschouwing gelaten, nu dat gedeelte van de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het onderhavige strafproces.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden immateriële schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De gedeeltelijke toewijzing van de vordering brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Voorzover de vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen, geschiedt dit hoofdelijk.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij]
Nu vaststaat dat de verdachte naar burgerlijk recht tot een bedrag van EUR 7.157,85 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij].
Het vonnis waarvan beroep dient derhalve onder aanvulling van bovenstaande gronden te worden bevestigd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij gold ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Bevestigt met aanvulling van gronden het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] tot een bedrag van
EUR 7.157,85 (zevenduizend honderdzevenenvijftig euro en vijfentachtig cent)
en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verstaat dat gehele of gedeeltelijke betaling van voornoemd bedrag door een mededader de veroordeling van de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[benadeelde partij] met eenzelfde bedrag doet verminderen.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij in verband met de vordering heeft gemaakt - welke kosten tot aan deze uitspraak vooralsnog zijn begroot op nihil - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Legt aan de verdachte de verplichting op om ten behoeve van [benadeelde partij] aan de Staat een bedrag te betalen van
EUR 7.157,85 (zevenduizend honderdzevenenvijftig euro en vijfentachtig cent)
bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van
- 70.
(zeventig) dagen,
met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis deze betalingsverplichting niet opheft.
Verstaat dat indien een mededader geheel of deels aan deze betalingsverplichting heeft voldaan, de verdachte daarvan in zoverre is bevrijd.
Verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer en omgekeerd.
Dit arrest is gewezen door mr. M.P.J.G. Göbbels, mr. Chr.A. Baardman en mr. R.M. Bouritius, in bijzijn van de griffier mr. M.M. Koers.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 25 oktober 2010.
Mr. M.P.J.G. Göbbels is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.