Proceskostenveroordeling en toegang tot de rechter in IE-zaken
Einde inhoudsopgave
Proceskostenveroordeling en toegang tot de rechter in IE-zaken (BPP nr. XIX) 2017/15:15 De totstandkoming van de richtlijn
Proceskostenveroordeling en toegang tot de rechter in IE-zaken (BPP nr. XIX) 2017/15
15 De totstandkoming van de richtlijn
Documentgegevens:
E.J.R. Verwey, datum 15-12-2017
- Datum
15-12-2017
- Auteur
E.J.R. Verwey
- JCDI
JCDI:ADS582590:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Reinbothe 2010, p. 6; Wilman 2014, p. 122 e.v.
Commissie van de Europese Gemeenschappen – Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de maatregelen en procedures om de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten te waarborgen, COM(2003)46 def.
Amschewitz 2008, p. 81.
Amschewitz 2008, p. 81; Lakits-Josse 2011, p. 462.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Op 30 januari 2003 presenteerde de Commissie een voorstel voor een richtlijn betreffende maatregelen en procedures voor de handhaving van IE-rechten.1 Iets meer dan een jaar later, op 30 april 2004, is de Richtlijn 2004/48/EG aangenomen. In de literatuur is in dit verband gesproken van een ‘recordtijd’ voor aanname van een Europese richtlijn.2 De reden voor deze voortvarendheid zou zijn gelegen in de aanstaande uitbreiding van de EU met een tiental (Oost-Europese) landen, die de bereidwilligheid van de lidstaten snel tot een akkoord te komen zou hebben vergroot.3 Omdat delen van de TRIPs-overeenkomst en de geharmoniseerde materiële IE-wetgeving als voorbeeld dienden kon het richtlijnvoorstel relatief snel worden opgetuigd. Maar met name ook de nodige druk vanuit lobbyisten in Brussel en de vele informele, off the record gevoerde overleggen zouden een spoedige aanname van de richtlijn hebben geforceerd.4
De richtlijn is tot stand gekomen volgens de gewone wetgevingsprocedure, die standaard van toepassing is op alle besluitvorming in de Europese Unie, tenzij in de verdragen specifiek is aangegeven dat een bijzondere wetgevingsprocedure geldt. Kern van de procedure is dat zowel de Raad van Ministers (‘Raad’) als het Europees Parlement (‘EP’) een beslissende stem hebben in het wetgevingsproces, en dat beide instellingen de mogelijkheid hebben om een voorstel aan te passen. Het relatief korte totstandkomingsproces van de Handhavingsrichtlijn kenmerkt zich door concessies en compromissen op essentiële onderdelen, waarmee tegemoet is gekomen aan de uiteenlopende eisen en kritieken van de betrokken partijen. Er heerste met name onenigheid over het toepassingsbereik van de richtlijn, de zwaarte van bepaalde sancties in verhouding tot uiteenlopende vormen van inbreuk (proportionaliteit) en meer algemeen over de vraag in hoeverre de Europese wetgever bevoegd is op het terrein van nationaal procesrecht (subsidiariteit). Het resultaat van de compromisvorming is een richtlijn die door de flexibele, open geformuleerde begrippen en normen aan eenduidigheid heeft ingeboet.