NJB 2015/1006
Aanvulling op jurisprudentie dat oplegging gevangenisstraf ter zake art. 197 Sr niet is toegestaan ingeval de stappen van de in de Terugkeerrichtlijn vastgelegde terugkeerprocedure nog niet zijn doorlopen terwijl dat wel had gemoeten (zie HR 21 mei 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY3151): die jurisprudentie is ook van toepassing op de vreemdeling die weet of ernstige reden heeft te vermoeden dat tegen hem een inreisverbod is uitgevaardigd
HR 12-05-2015, ECLI:NL:HR:2015:1143
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
12 mei 2015
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, N. Jörg, V. van den Brink
- Zaaknummer
14/02289
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Vreemdelingenrecht / Algemeen
Materieel strafrecht / Sancties
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2015:1143, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 12‑05‑2015
ECLI:NL:PHR:2015:577, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 31‑03‑2015
Beroepschrift, Hoge Raad, 18‑07‑2014
- Wetingang
(Sr art. 197)
Essentie
Aanvulling op jurisprudentie dat oplegging gevangenisstraf ter zake art. 197 Sr niet is toegestaan ingeval de stappen van de in de Terugkeerrichtlijn vastgelegde terugkeerprocedure nog niet zijn doorlopen terwijl dat wel had gemoeten (zie HR 21 mei 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY3151): die jurisprudentie is ook van toepassing op de vreemdeling die weet of ernstige reden heeft te vermoeden dat tegen hem een inreisverbod is uitgevaardigd
Uitspraak
Inleiding:
Verdachte is veroordeeld wegens – kort gezegd – het ‘als vreemdeling in Nederland verblijven, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden dat tegen hem een inreisverbod is uitgevaardigd met toepassing van artikel ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.