Hof 's-Hertogenbosch, 24-11-2009, nr. HD 103.006.102
ECLI:NL:GHSHE:2009:BQ4235
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
24-11-2009
- Magistraten
Mrs. Brandenburg, Keizer, Vermeulen
- Zaaknummer
HD 103.006.102
- LJN
BQ4235
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2009:BQ4235, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 24‑11‑2009
Cassatie: ECLI:NL:HR:2011:BS8794, Bekrachtiging/bevestiging
Uitspraak 24‑11‑2009
Inhoudsindicatie
Verkoop en levering van sportcentrum van ongeveer 25 jaar oud. Diverse gebreken, waarover binnen bekwame tijd kennis is gegeven aan de verkoper. Afwikkeling laatste schadeposten na eerder tussenarrest van 7 juli 2009. (LJN BQ4232)
Mrs. Brandenburg, Keizer, Vermeulen
Partij(en)
ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's‑HERTOGENBOSCH,
sector civiel recht,
vierde kamer, van 24 november 2009,
gewezen in de zaak van:
- 1.
[X.],
- 2.
[Y.],
wonende te [woonplaats],
appellanten,
hierna aan te duiden als [X.] c.s.,
advocaat: mr. M.H.J.M. Stassen,
tegen
[Z.],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als [Z.],
advocaat: mr. R.F.W. van Seumeren,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 26 mei 2009 in het hoger beroep van het door de rechtbank Maastricht onder nummer 116040/HA ZA 06-1227 gewezen vonnis van 14 november 2007.
6. Het tussenarrest van 26 mei 2009
Bij genoemd arrest heeft het hof de zaak naar de rol verwezen voor een akte aan de zijde van [X.] c.s. en is iedere verdere beslissing aangehouden.
7. Het verdere verloop van de procedure
[X.] c.s. hebben een akte genomen en daarbij twee producties overgelegd.
[Z.] heeft een antwoordakte genomen.
Vervolgens hebben de partijen de gedingstukken overgelegd en wederom uitspraak gevraagd.
8. De verdere beoordeling
Grieven II t/m VII, het geschil in conventie
8.1.1.
De in conventie door [X.] c.s. gevorderde hoofsom van € 26.393,67 valt uiteen in acht posten. Die posten zijn in r.o. 4.2.2 van het tussenarrest aangeduid met de letters A tot en met H. Omtrent zeven van die posten (de posten B tot en met H) heeft het hof in het tussenarrest al een eindoordeel gegeven.
8.1.2.
Post A ten bedrage van € 13.170,-- heeft betrekking op de kosten van herstel van lekkages in de tennishal en in de sporthal. Het hof heeft in het tussenarrest geoordeeld dat deze post zal worden afgewezen voor wat betreft de kosten van herstel van de lekkages in de tennishal en dat de post toewijsbaar is voor zover het de kosten van herstel van lekkages in de sporthal betreft.
Het hof heeft [X.] c.s. vervolgens in de gelegenheid gesteld om een gemotiveerde specificatie over te leggen, waaruit dient te blijken hoe het voor het herstel van de daken geoffreerde en betaalde bedrag van € 13.170,-- dient te worden verdeeld over de daken van de sporthal, de tennishal en de kantine.
8.2.1.
[X.] c.s. hebben vervolgens een specificatie overgelegd van [E.], het bedrijf dat de herstelwerkzaamheden heeft uitgevoerd. In deze specificatie is het bedrag van € 13.170,-- onderverdeeld in:
- —
€ 4.693,52 aan werkzaamheden hoge hal (tennishal);
- —
€ 354,97 aan werkzaamheden platte daken kantine;
- —
€ 7.638,54 aan werkzaamheden lage hal (sporthal);
- —
€ 486,37 aan werkzaamheden goten ter plaatse van golfplaatdaken sporthal.
Het hof komt bij optelling van de vier genoemde deelbedragen overigens niet uit op een totaalbedrag van € 13.170,-- maar op een totaalbedrag van € 13.173,40.
[X.] c.s. maken in hun akte aanspraak op vergoeding van de twee laatstgenoemde deelbedragen, die tezamen € 8.124,91 belopen.
8.2.2.
[Z.] heeft in zijn antwoordakte gesteld dat de nu overgelegde offerte (de door [X.] c.s. overgelegde specificatie) verschilt van de eerder door [E.] uitgebrachte offerte, aangezien nu zowel voor de sporthal, de tennishal en de kantine een post bouwplaatskosten wordt opgevoerd. Het hof ziet daarin echter geen aanleiding om de specificatie onjuist te achten. In de oorspronkelijke offerte kwam de post bouwplaatskosten ook voor en het is niet meer dan logisch dat die post in de specificatie is onderverdeeld naar elk van de daken.
8.2.3.
[Z.] heeft voorts aangevoerd dat niet aannemelijk is dat de kosten ter zake het dak van de sporthal hoger zijn dan de kosten ter zake het dak van de tennishal, aangezien de oppervlakte van het dak van de sporthal aanzienlijk kleiner is dan de oppervlakte van het dak van de tennishal.
[Z.] miskent hiermee echter dat de hogere kosten ter zake de reparatie van de dakbedekking van de sporthal in de door [X.] c.s. overgelegde toelichting van [E.] met twee redenen wordt verklaard:
- —
In verband met de bereikbaarheid van de goten bij de sporthal is een hoogwerker ingezet, hetgeen huurkosten meebracht. Bij de tennishal kon worden volstaan met het gebruik van steigers.
- —
Aan de dakbedekking van de sporthal moest veel meer hersteld worden dan aan de dakbedekking van de tennishal.
[Z.] heeft deze genoemde redenen niet betwist. Het hof constateert bovendien dat voor de eerstgenoemde reden steun is te ontlenen aan de oorspronkelijke offerte van [E.]. Daarin is vermeld dat ter plaatse van het deel van de goten die boven een lager gelegen hellend dakje liggen de werkzaamheden niet worden uitgevoerd met behulp van een steiger maar met behulp van een hoogwerker.
Het hof heeft al met al onvoldoende aanknopingspunten om de overgelegde specificatie onjuist te achten. De opmerking van [Z.] dat hij de indruk heeft dat de kosten van de sporthal in de specificatie zijn ‘opgeklopt’ brengt het hof niet tot een ander oordeel, aangezien die opmerking onvoldoende onderbouwd is.
8.2.4.
Nu [Z.] voorts niet heeft betwist dat de beide aan het slot van r.o. 8.2.1 bedoelde deelbedragen op de sporthal betrekking hebben, acht het hof terzake post A het totaal van die bedragen, derhalve € 8.124,91, toewijsbaar.
8.3.
In het tussenarrest heeft het hof ook toewijsbaar geacht:
- —
post B ten bedrage van € 2.530,-- (r.o.4.7);
- —
post F ten bedrage van € 1.119,60 (r.o. 4.8);
- —
post D ten dele, tot een bedrag van € 802,-- (r.o. 4.13).
Afgewezen zijn posten C (r.o. 4.12), E, (r.o. 4.11), G (r.o. 4.9) en H (r.o. 4.10).
In totaal is ter zake de posten A, B, D en F dus een hoofdsom toewijsbaar van € 12.576,51.
8.4.
[X.] c.s. hebben voorts aanspraak gemaakt op vergoeding van buitengerechtelijke kosten ter zake werkzaamheden van hun raadsman. [Z.] heeft gemotiveerd betwist dat sprake is geweest van buitengerechtelijke werkzaamheden van de raadsman van [X.] c.s. die naast een proceskostenveroordeling voor vergoeding in aanmerking zouden komen. [X.] c.s. hebben hun stellingen daarna niet nader onderbouwd en de door hen bij inleidende dagvaarding overgelegde specificatie geeft onvoldoende houvast om te kunnen concluderen dat van voor vergoeding in aanmerking komende buitengerechtelijke werkzaamheden sprake is geweest. Het hof zal dit onderdeel van de vordering daarom afwijzen.
8.5.
De slotsom is dat de op de vordering in conventie betrekking hebbende grieven II tot en met VII in belangrijke mate doel hebben getroffen. Het hof zal het beroepen vonnis van de rechtbank, waarbij de vordering in conventie van [X.] c.s. geheel is afgewezen met veroordeling van [X.] c.s. in de proceskosten, daarom vernietigen.
Het hof zal, opnieuw rechtdoende, [Z.] in conventie veroordelen om aan [X.] c.s. € 12.576,51 te betalen.
[X.] c.s. hebben aanspraak gemaakt op vergoeding van wettelijke rente vanaf 3 juli 2006. Die wettelijke rente zal worden toegewezen.
8.6.
Nu de vordering in conventie voor een substantieel deel wordt toegewezen, zal het hof [Z.] veroordelen in de kosten van het geding in conventie in eerste aanleg. Daarbij zal het kostentarief worden gehanteerd dat past bij de hoogte van de toegewezen hoofdsom (er wordt dus niet uitgegaan van de hoogte van de oorspronkelijke vordering).
Grieven VIII tot en met XIV, het geschil in reconventie
8.7.1.
In reconventie heeft de rechtbank [X.] c.s. op vordering van [Z.] veroordeeld tot, kort gezegd:
- I.
betaling van € 7.500,-- aan rente over 2006 over het door hen geleende bedrag van € 125.000,--;
- II.
het verlenen van medewerking aan het opstellen van een aflossingsplan, op straffe van een dwangsom.
8.7.2.
In het tussenarrest heeft het hof geoordeeld dat de grieven gericht tegen de onder I genoemde beslissing falen. Het hof zal dat onderdeel van het beroepen vonnis daarom bekrachtigen.
8.7.3.
Het hof heeft voorts geoordeeld dat de grieven gericht tegen de onder II genoemde beslissing in zoverre doel treffen dat de in r.o. 4.18.3 genoemde clausulering ten aanzien van de aflossingsverplichting expliciet in de veroordeling moet worden opgenomen. Het hof zal het vonnis daarom op dit onderdeel vernietigen. Het hof zal, in zoverre opnieuw rechtdoende, de hierna in het dictum van dit arrest te melden veroordeling uitspreken.
8.8.
Nu de toewijzing van de vordering in reconventie grotendeels in stand blijft, moet worden geconcludeerd dat de rechtbank [X.] c.s. terecht in de kosten van het geding in reconventie heeft veroordeeld. Het hof zal dat onderdeel van het beroepen vonnis dus bekrachtigen.
Verdere afdoening
8.9.
[X.] c.s. hebben in hoger beroep bij wege van vermeerdering van eis veroordeling van [Z.] gevorderd tot terugbetaling van hetgeen [X.] c.s. op grond van het beroepen vonnis in reconventie aan [Z.] hebben voldaan. Het hof zal deze vordering afwijzen nu de in reconventie uitgesproken veroordeling tot betaling van € 7.500,-- vermeerderd met rente en proceskosten bekrachtigd wordt en niet gesteld of gebleken is dat [X.] c.s. ter zake de in reconventie uitgesproken veroordeling dwangsommen aan [Z.] hebben betaald.
8.10.
Het hoger beroep van [X.] c.s. heeft in belangrijke mate doel getroffen, vooral waar het het geding in conventie betreft. Het hof zal [Z.] daarom veroordelen in de kosten van het hoger beroep. Aangezien [X.] c.s. in hoger beroep hebben geprocedeerd op basis van een toevoeging als bedoeld in de Wet op de rechtsbijstand, dient het bedrag van deze proceskostenveroordeling op de voet van artikel 243 Rv te worden voldaan aan de griffier van dit hof.
9. De uitspraak
Het hof:
vernietigt het door de rechtbank Maastricht tussen partijen gewezen vonnis van 14 november 2007, voor zover in conventie gewezen, en in zoverre opnieuw rechtdoende:
- —
veroordeelt [Z.] om aan [X.] c.s. € 12.576,51 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 3 juli 2006;
- —
veroordeelt Lierman in de kosten van het geding in eerste aanleg in conventie, aan de zijde van [X.] c.s. tot op heden begroot op € 84,87 aan dagvaardingskosten, € 605,-- aan vast recht en € 904,-- aan salaris advocaat;
vernietigt het door de rechtbank Maastricht tussen partijen gewezen vonnis van 14 november 2007, voor zover [X.] c.s. daarbij in reconventie op straffe van een dwangsom zijn veroordeeld tot nakoming van de leningsovereenkomst, bestaande uit het verlenen van medewerking aan het opstellen van een aflossingsplan, en in zoverre opnieuw rechtdoende:
- —
veroordeelt [X.] c.s. tot het in overleg met [Z.] binnen vier weken na betekening van dit arrest opstellen van een aflossingsplan ter zake het door hen in januari 2006 van [Z.] geleende bedrag van € 125.000,--, in welk aflossingsplan mag worden opgenomen dat aflossingen pas gedaan hoeven te worden nadat aan de opeisbare verplichtingen jegens ABN AMRO is voldaan;
- —
veroordeelt [X.] c.s. tot betaling van een dwangsom van € 250,-- aan [Z.] voor elke dag of gedeelte daarvan, dat zij in strijd handelen met de zojuist genoemde veroordeling;
- —
bepaalt dat boven een bedrag van € 5.000,-- geen verdere dwangsommen meer worden verbeurd;
bekrachtigt het door de rechtbank Maastricht tussen partijen gewezen vonnis van 14 november 2007 in reconventie voor het overige (de veroordeling van [X.] c.s. om aan [Z.] € 7.500,-- vermeerderd met rente te betalen en de veroordeling van [X.] c.s. in de proceskosten);
wijst af de vordering van [X.] c.s. tot terugbetaling van hetgeen zij op grond van het beroepen vonnis in reconventie aan [Z.] hebben voldaan;
veroordeelt [Z.] in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van [X.] c.s. begroot op € 85,44 aan dagvaardingskosten, € 114,-- aan betaald vast recht, € 786,-- aan in debet gesteld vast recht en € 1.788,-- aan salaris advocaat, al deze bedragen op de voet van artikel 243 Rv te voldoen aan de griffier van dit hof;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. Brandenburg, Keizer en Vermeulen en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 24 november 2009.